Zo kreeg ik een aantal jaren geleden het idee om de taal te leren. Ik wou tijdens mijn volgende trektocht in het Arabisch kunnen converseren (of ten minste wou ik kunnen afdingen) en ik wou op termijn ook het Arabisch kunnen lezen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Ik vond – mits wat zoekwerk – de vzw 'Orientaal' als aanbieder van degelijk basisonderricht in die taal. Welke taal, zult u vragen, want het Arabisch kent zowel zijn uiterst geletterde vorm in geschriften en officiële media (het fushaa) als een veelheid van spreektaal varianten . De oplossing die ‘Orientaal’ aanbiedt, is een variant die zich tussen het fushaa (voor de algemene termen) en het gesproken Egyptisch-Arabisch (voor de gangbare uitspraak) situeert. Wat een heel goede keuze is omdat iedereen in Noord-Afrika en het Midden Oosten deze taalvorm zal begrijpen. Egypte is namelijk het ‘Bollywood’ van Noord-Afrika en de grootste producent van Arabische soaps. En zoals overal in de wereld, heeft ook hier iedereen zijn favoriete soap (musalsal) die dan wel net zo makkelijk voor ons studenten Arabisch, in het Egyptisch is opgenomen. Je kunt je dus zeer goed verstaanbaar maken. Het omgekeerde is helaas, niet zo makkelijk. Daarom kregen we eerst onderricht over onderwerpen die voor de hand liggen (geld, tellen, bestellen, eten, drinken, iets aankopen, weg vragen etc..) of die een belangrijke rol spelen in de lokale dagelijkse beleving (de familie). Na twee jaar zwoegen en studeren, lukte me dit aardig, maar de stap naar het vlot Arabisch spreken over andere onderwerpen of een krant lezen is nog steeds een brug te ver. Ik blijf steken op een woordenschat van ongeveer 2000 woorden en je hebt er 6000 nodig om –met enige vorm van gemak – een krant te lezen. Wil ik me echt meer bekwamen, zou ik alle resterende vrije tijd hieraan moeten besteden.

In ‘Yemen, travels in dictionary land’ schetst hij zijn gastland als een intrigerend kluwen van genealogie, landschapstopologie, taalkunde en geschiedenis, wat enorm veel anekdotes, weetjes en inzichten oplevert. Daarna treedt hij letterlijk in de voetsporen van Ibn Battutah een 14de eeuwse Marokkaanse geleerde en rechter die tussen 1325 en 1354 een expeditie maakte doorheen het toenmalige Noord-Afrika en het Midden Oosten ( zelfs tot in India en China) en dit allemaal uitvoerig liet optekenen.

Mackintosh-Smith volgde Ibn’s oorspronkelijke route in ‘Travels with a Tangerine’ en beschrijft gevat de verschillen die hij als hedendaagse reiziger opmerkt, maar tevens ook de elementen die ongewijzigd zijn gebleven sinds Ibn Battutah’s tijd. Deze wisselende gezichtspunten verrijken elkaar en je leert doorheen de ervaringen van Tim en Ibn Battutah zowel de landen, de cultuur als de mensen beter kennen, wat een kenmerk is van goede literatuur (fictie zowel als non-fictie). Het fysische landschap wordt aldus opgesmukt en wint aan betekenis door het literaire landschap dat er over heen wordt geschoven.
Maar daar stopt het niet, Boppers.
