Pagina's

zondag 1 augustus 2010

Deze blog gaat even op non-actief...

Beste Boppers,

Deze blog gaat even op non-actief. Ik had gedacht na mijn vakantie terug wat te kunnen bloggen maar een combinatie van stijgende werkdruk en andere projecten maakt dat ik deze blog even laat rusten. Een mens moet keuzes maken. Ik ben altijd gestart met de idee om een jaar te bloggen en heb dit objectief mooi bereikt. Mogelijks komt hier later een vervolg op of niet? Wie weet. Keep on rocking and reading !!

dinsdag 29 juni 2010

Vakantie natuurlijk....

De beste boppers die op hun portie besprekingen zitten te wachten kan ik geruststellen. We zijn net terug uit vakantie en nemen vanaf volgende week de draad opnieuw op. We waren in Frankrijk waar we de schande van de 'bleus' van dichtbij hebben meegemaakt. Je hoorde of las niets anders meer. Ik kan me ook geen ander land voorstellen waar een actualiteitenprogramma op de radio eerst vrij woord geeft aan een filosoof die omstandig mag het morele en socio-culturele kader schetsen waarbinnen dit 'débacle' en 'échec' zich heeft afgespeeld, daarbij teruggrijpt naar historische filsofische discussies, er ook een weerspiegeling van het moreel verval van de huidige maatschappij inziet en in een beweging ook de verstrengeling van het grote geld en de topsport aan de kaak stelt, vooraleer de moderator de discussie laat beginnen. Knap!

In alle geval, stay tuned voor uw wekelijkse vertrouwde portie leeservaringen.

dinsdag 15 juni 2010

Hoe snel ? (2)

We hebben het hier al even gehad over de voordelen van het trage reizen. Meer en meer mensen raken overtuigd van het nut van een gezapig tempo, en dat niet alleen tijdens het reizen. De ‘slow movement’ beweging gaat verder dan het reeds gekende ‘slow cooking’. Zo pleiten ze ook voor een ander tempo bij het reizen, er is de ‘slow living’ (lees: mindfullness) en er zijn blijkbaar ook reeds trage steden. (Cittaslow) Gisteren nog met iemand gesproken die zijn vakanties thuis doorbrengt in de nabijheid van de frigo en de kelder want ‘zo heb je alles direct bij de hand’. Over die frigo gesproken. Je kunt op reis gaan en toch je frigo bij de hand houden zoals Tony Hawks bewees in zijn reisboek: ‘Round Ireland with a Fridge’.

Dit heeft aanleiding gegeven tot een soort van subgenre van het reisboek waarin allerlei knakkers een reis maken met een onverwachte insteek. Dan Kieran & Ian Vince schreven een boek over hun belevenissen met een oude elektrische melkwagen. Ze reisden ermee van de oostkust van Engeland (Lowestoft) naar Land’s End in het uiterste puntje van Cornwall. In ‘Three men and a float – Across England at 15 mph’ doen ze er een maand over om hun bestemming te bereiken. Minstens tweemaal per dag moeten ze de batterijen van de melkwagen opladen. Het wordt dus evenzeer een zoektocht naar de zin van het reizen, de dagelijkse stroomvoorziening (een speciale amperage is nodig waardoor ze hun wagen niet zomaar in een normaal stopcontact kunnen pluggen zonder de boel kort te sluiten), als naar de makkelijkste weg zonder al te grote heuvels of hoogteverschillen. Ze worden zowel door de techniek als door de ongeduldige medemens in de wagens achter hen zwaar op de proef gesteld. Gelukkig hebben ze als derde man Prasanth Visweswaran mee, een stoïcijns elektrisch ingenieur met dreadlocks en een caffeïneverslaving. Het boek leest vlotjes, net zoals de melkwagen (de ‘Mighty One’ genoemd) schijnbaar moeiteloos elk obstakel overwint. Daarbij is het geschreven in – wat ik denk een erkende hedendaagse dagboekstijl is geworden voor reisverhalen – half komisch, half ideologisch, associatief en informatief.

Toch zijn er twee elementen die na het lezen van dit boek blijven hangen. Mensen zijn behulpzaam. Bijna iedereen die ze tegenkomen helpt hen verder. De melkwagen blijkt een fantastische ijsbreker en ook helpt het om er als reiziger vredelievend uit te zien, niet bedreigend, heet dit dan. Je kunt bezwaarlijk een voertuig vinden met een hogere aaibaarheidsfactor. (Als dat zou bestaan voor wagens.)

Een tweede conclusie die de schrijvers maken, is dat het reizen uiteindelijk het doel om in Land’s End te geraken, oversteeg. De reis werd doel op zich. Het verplichte trage reistempo maakt hen opmerkzaam voor een hele reeks toestanden en gebeurtenissen die ze vanuit een sneller vervoermiddel niet zouden hebben waargenomen. Je hebt meer contact met de mensen en het landschap, en mijmeren en vertellen, halen het op foeteren en zich haasten. Wat begon als een vaag ecologisch project, werd al snel een filosofische oefening, een reflectie op de impact van de industrie op het landschap, de zonden van overijverige stadsplanners, en de voordelen van het nemen van je tijd. Het terugnemen van de tijd. Zie ze aan het werk in deze korte video.

maandag 7 juni 2010

America the Beautiful!

Ha!Merika! Een uitspraak die enige lagen van betekenis, ironie, mededogen of jaloezie laat vermoeden maar tevens de titel is van het grappige relaas van Marcel Vanthilts verblijf in Hollywood en omstreken. Een leuk boek om even tussen de soep en de patatten te lezen. Ik lees al jaren met een zekere fascinatie, boeken over dat land en had er deze week graag een drietal aan jullie voorgesteld.

Amerika oefent een vreemd soort magnetisme uit. Het intrigeert, het trekt aan en verwondert en soms stelt het ook teleur. Het is een land dat niet alleen is opgetrokken uit ellenlange highways, natuurparken, steden en diners maar ook is gedrenkt in symboliek en culturele referenties. Amerika is een Surf ’n turf, een Pic and Mix van ideeën, gevoelens, waanbeelden, helden, pathos, durf en waanzin, een cultureel smorgasbord, een cornucopia van betekenaars gepuurd uit films, boeken, strips, tv-series, nieuwsretoriek en recent ook het internet. Eenmaal op reis in dit land - versteend tot een hyperrealiteit waarin pretparken echter lijken dan de buitenwijken - is het moeilijk om de zaken te zien zoals ze zijn. Onherroepelijk schuift een waas van betekenissen over de realiteit, komt er een dikke laag symboliek tussen jou en de waitress die je koffie bijvult, zie je Freddy Krueger ’s nachts door de verlaten motelgang dwalen; lifters worden drifters elk met een eigen verhaal, je verkoopt, op een kruispunt ergens in de Mississippi delta, je ziel aan de duivel zoals Robert Johnson en dan wordt route 66 plots een archetypische snelweg die je al in zoveel incarnaties hebt bereden.

Stephen Fry was ook 'In America' en hij heeft er een documentaire en een boek bij gemaakt. In zijn zoektocht naar de diversiteit en de ziel van dit mythische ‘land of opportunities’ doorkruist hij alle staten, zwemt met haaien, praat met landlopers, proeft whisky, traint als brandweerman en gaat ijsvissen op de bevroren meren van Minnesota. Een leuk boek om de gigantische discrepanties, contradicties, en verschillen tussen al de uithoeken van dit uitgestrekte land wat beter in kaart te brengen.

Het gaat er serieuzer aan toe in ‘An Empire Wilderness’ van Robert D. Kaplan. Kaplan trekt doorheen Amerika en ziet een land in transitie. Een land dat ook meer en meer uit elkaar aan het vallen is langs breuklijnen gebaseerd op ras, inkomen en afkomst. Zijn overtuiging is dat Amerika de monoliet zich aan het heruitvinden is als een lappendeken van nieuwe identiteiten en samenlevingen te midden enclaves van verarmde steden. Een interessant boek met heel wat stof tot nadenken.

Tenslotte hebben we nog Martin Fletcher die in ‘Almost Heaven’ een reis doorheen de minder bekende streken en ‘backwaters’ van de Verenigde staten beschrijft. Zoals verwacht komt hij in contact met een serie kleurrijke figuren, bijna van de realiteit losgewrikte personaliteiten die zich elk in het onmetelijk symbolische landschap een niche hebben uitgegraven als slangentemmer, goudzoeker of prediker. Het wemelt in het boek van de excentriekelingen en Fletcher’s getuigenis laat ons weer een andere zijde van dit land zien dat wellicht nooit in één boek zal gevat worden.

maandag 31 mei 2010

The Hall of Shame!

Wat een idee! Op zoek naar een bepaald boek tussen haar vele boekenplanken verspreid over het oude boerderijhuis waar ze woont, komt Susan Hill tot de conclusie dat ze makkelijk een jaar verder kan zonder nieuwe boeken te kopen. Ze hoeft enkel maar de boeken te lezen waar ze om een of andere reden nog niet is toegekomen of die ze ooit heeft dichtgeklapt zonder uit te lezen, maar waarbij ze zich had voorgenomen alsnog een poging te wagen. Zo gezegd zo gedaan. En omdat ze een schrijfster is, schrijft ze natuurlijk een relaas over haar jaartje ‘bijlezen'. (Howards End is on the Landing) Best leuk om te zien hoe eenieder om andere redenen speciale relaties opbouwt met boeken en hoe uiteindelijk de scheikunde van de aantrekking/afstoting tussen schrijver en lezer op zoveel verschillende manieren (of niet) kan verklaard worden.


Daarom Boppers, krijgen jullie deze week een overzicht van de skeletten in mijn boekenkast. Boeken die ik onderweg langs de kant heb gegooid of boeken die ik heb gekocht maar nooit ben ingedoken...wat ook de reden mag zijn.

Eco? ‘De Naam van de Roos’? Niet uitgelezen? Ik schaam me dit te moeten toegeven. Ik heb ontiegelijk veel genoten van ‘De Slinger van Foucault’ maar heb ‘De Naam…’ na een honderdtal pagina’s moeten neerleggen. Ik geraakte maar niet in het verhaal, hoezeer de film me ook bekoorde. Een vriend had de theorie geopperd dat je altijd je eerste Eco boek het beste vindt. En dat Eco een soort van literair systeem hanteert dat via osmose beslag op je verbeelding legt, maar dat maar één keer kan doen.

‘The crimson Petal and the White’ (‘Lelieblank, Scharlakenrood’) van Michel Faber was er nog zo eentje die ik absoluut goed wou vinden. Meer dan 200 bladzijden in het verhaal kan de levensloop van het hoertje ‘Sugar’ me nog matig boeien ondanks Time Magzine’s beschrijving dat ‘een boek als dit beter is dan sex’. (Sic?)

Michael Chabon, schrijver van het fantastische ‘The amazing Adventues of Kavalier & Clay’ levert opnieuw een sterk verhaal af tegen het rijke verbeelde decor van het Joodse thuisland, hier verrassend gevestigd in Sitka, Alaska. ‘The Yiddish Policemen’s Union’ leest als een trein maar halverwege het boek doen de vele verwikkelingen, zowel als de volgehouden melancholische toon me tijdelijk van het lezen afzien. Maar ik pik hem ooit wel weer op.

Ook met ‘De Quincunx’ van Charles Palliser over John Huffams erfenis en diens wedervaren heb ik moeten stoppen. Ik heb nog altijd niet kunnen achterhalen waarom. Ik heb reeds tientallen gelijkaardige ‘Dickensiaanse’ romans met plezier verslonden (waaronder Dickens zelf) maar ‘De Quincunx’ bleek me te zwaar op de maag. Misschien dat ik deze winter nog eens een poging onderneem.

Een enorm gehypt boek was ook ‘Special Topics in Calamity Physics’ van Marischa Pessl.’ Yeah, sure! Hoewel stilistisch knap en inhoudelijk intrigerend liet ik het boek algauw voor wat het was. Vervelende etters die elkaar na-ijverig proberen uit de wind te zetten en een te gekunstelde protagoniste waren niet aan mij besteed.

Daarnaast staan er een aantal boeken reeds jaren ‘klaar’ om gelezen te worden. Ik hoef ze hier niet op te sommen. Maar jullie kennen ze wel. Het zijn de boeken die iedereen heeft en die iedereen moet gelezen hebben. Ik neem er één uit omdat ik stiekem wel weet dat ik er ooit nog wel mijn tanden in zet, in tegenstelling tot de andere inerte boeken en dode letters die stof staan te verzamelen. Don Quichote van Cervantes, de dag komt eraan, dat weet ik zeker.

woensdag 26 mei 2010

Eindspel

Laat ons nog even een andere klassieker bespreken. Een klassieker uit de SF genreliteratuur. Mensen vragen me wel eens: ‘Lees je nog steeds die SF boekjes?’ Alsof sterke karakterontwikkelingen, diepe inzichten in ’s mens beweegredenen, verfrissend taalgebruik en leesmomenten gekenmerkt door intense genoegdoening, nieuwe gedachteassociaties en emotionele inleving, slechts het voorrecht kunnen zijn van de literatuur met de grote ‘L’? Nee dus.

‘Ender’s Game’ van Orson Scott Card is tevens één van die zeldzame boeken die een brugfunctie vervullen. Het is een ideaal boek om kennis te maken met dit genre. Hoewel duidelijk onder deze noemer ingeschreven ligt de klemtoon wel op het vertellen van een knappe en meeslepende kroniek van een held tegen wil en dank, vol met morele dilemma’s en een zeer onverwachte en bevredigende ontknoping. Maar de SF setting geeft het verhaal ook nog eens een exotische (als in vreemd en onverwacht) kleur als de mogelijkheid diverse decors te creëren waartegen het verhaal in al zijn ettelijke verwikkelingen en thema’s wordt uitgediept. (PS: 90 besprekingen met het maximale aantal sterren op Amazon.uk als je me niet gelooft!)


De aarde heeft op het nippertje een nederlaag kunnen afwenden tegen een ras van buitenaardse wezens dat nog het meest kan vergeleken worden met denkende insecten. Maar de eindafrekening komt eraan. Men heeft steeds geweten dat de buitenaardsen zouden terugkomen om ons voor eens en voor altijd af te maken. Dit moment – reeds voor 80 jaar voorzien – komt nu dichterbij. De spanning en vrees stijgt. Helaas zijn er geen generaals of soldaten met oorlogservaring nog in leven. Hoe kunnen we ooit nog winnen? Daarom hebben de regeringen reeds een tijdje een omvattend plan gestart om via natuurlijke selectie een ras van strategisch begaafde soldaten te creëren. Kinderen worden op vroege leeftijd geselecteerd en bij hun ouders weggenomen om na een opleiding en een slopende reeks ‘war games’ al dan niet weerhouden te worden als piloot, officier of als de generaal die tijdens de eindafrekening de massa troepen zal aanvoeren. De kandidaten worden getraind op de ‘Battle School’ een satelliet in een baan om de aarde omdat de vele testgevechten worden gespeeld in gewichtloze toestand in een 3D omgeving. De opleiding is brutaal. De competitie tussen de teams wordt in de verf gezet, pesten wordt aangemoedigd, het fysisch gevaar is soms zeer reëel.

Het verhaal start met de selectie van Andrew Wiggin – ook Ender genoemd – voor de ‘Battle School’. Al snel toont hij potentieel dat door zijn leraren zonder enige schroom veelvuldig op de proef wordt gesteld. We zien hoe Ender omgaat met de stress en de vele uitdagingen die op zijn jonge schouders worden gelegd. De manier waarop Ender met zijn teamleden omgaat en hoe hij probeert bovenaan de wedstrijdtabel te blijven door steeds maar op de proppen te komen met nieuwe manieren om een van de steeds complexere en moeilijkere testgevechten met zijn team te winnen, is een van de vele geneugten van het boek.

Hoewel dit een boek is over kinderen, is dit geen boek voor kinderen. Dikwijls voel je als lezer enig ongemak bij de keuzes die de mensheid heeft genomen om zijn overleving veilig te stellen. Heiligt het doel altijd de middelen? Is genocide toegestaan? Wat is geoorloofd? In die zin is het boek zeer confronterend. Naast deze thema’s en het verhaal van de geboorte van een oorlogsgenie zijn er ook tal van verwikkelingen in de rand die de soep kruiden. Zoals Peter en Valentine, oudere broer en zus van Ender die eerder niet werden weerhouden voor de ‘Battle School’, de één wegens zijn extreem gewelddadig karakter, de andere voor haar mededogen en die op hun eigen manier hier mee omgaan (waarmee Scott Card eigenlijk reeds de blogosfeer voorspelt in 1977), de slinkse wijze waarop de leraren en trainers van de ‘Battle School’ proberen de psychische toestand van hun pupillen op te volgen, de extreme ‘weapons of mass destruction’ en nog zoveel meer. Maar dat moet je maar zelf lezen. Hoef ik er nog bij te vertellen dat het boek ook de twee grootste prijzen uit het SF vakgebied heeft binngehaald bij zijn verschijnen, de Hugo en de Nebula award.
Later zijn er nog vervolgboeken op verschenen. Maar die bespeelden eerder andere thema’s en hadden niet zo veel gemeenschappelijk meer met ‘Ender’s Game’. Scott Card is later wel nog teruggekeerd naar het Ender universum door het oorspronkelijke verhaal opnieuw te vertellen, maar toen vanuit het perspectief van één van Enders teamleden, Bean.

Dus Boppers, open die poort en maak kennis met een nieuwe wereld.

maandag 17 mei 2010

Proust retrouvé!

Vorige week stelde ik in alle overmoed dat je best de klassiekers onbezoedeld tegemoet treedt. Daarmee bedoelde ik niet alleen nuchter, fris gewassen en kuis maar ook ongehinderd door enige voorkennis. Zodat je dus zelf – vrank en vrij - je eigen oordeel kunt vormen. Sta me toe dit even te nuanceren. Er zijn namelijk ook oeuvres van een dergelijke betekenisvolle zwaarte in het symbolische vangnet van de literatuur dat enige voorkennis de kans op afronding, plezier en inzicht danig kan maximaliseren. Ik trek een parallel met de wondere wereld van de klassieke muziek waar een welgemikte intro van een muziekkenner het plezier van een operabeleving kan maken of kraken. En daarbij..laat ons zoals de oude Griekse sceptici beide tegengestelde thesissen samen in ogenschouw nemen, ons oordeel even opschortend. Moet kunnen in deze dogmatische tijden…denk ik.

Ik wil het even hebben over hoe ik mij de laatste maanden heb voorbereid op Marcel Prousts ‘A la recherche du temps perdu.’ Een voorbereiding die me heeft laten inzien dat de rente op die investering in tijd en inzet zal terugbetaald worden in inzichtelijk vermaak en literair doorzettingsvermogen.
‘A la recherche’ lag reeds een aantal jaar te lonken naar me. Sinds ik een en ander hierover had gelezen (niet in het minst ook Alain de Bottons excellente ‘How Proust can change your life’) was er iets dat bleef insisteren. Maar de cyclus bestaat uit 7 delen en meer dan 3000 pagina’s waarvan de stijl niet altijd als uitnodigend of leesbaar staat geboekstaafd. Maar waar een wil is, is een weg.
Ik schuimde het internet af en haalde volgende parels boven.

Dankzij de schitterende uitvinding van de podcasts, de afdeling ‘iTunes University’ van iTunes en de welwillendheid van al die universiteiten die op iTunes University een massa lezingen ter beschikking stellen, kwam ik op de fantastische lessenreeks van le professeur Antoine Compagnon van ‘le collège de France' terecht. Zestien lezingen van Compagnon over Proust met als thema ‘Proust, mémoire de la littérature’ zijn er te downloaden. In zeer duidelijke taal poneert Compagnon zijn stelling dat het werk van Proust kan gelezen worden zowel als een verteld geheugen van de literatuur als een tocht doorheen een gedeeld universum met de medemens. Zijn vele verhelderende exposés hebben me al menig dankbare duwtjes over Prousts volzinnen gegeven.

Soms spant het universum samen om een aantal toevalligheden aan elkaar te rijmen die uiteindelijk wijzen in de richting van slechts één mogelijke uitweg. Hoe verklaar je anders dat ‘Le Magazine Littéraire’ net nu op de proppen komt met een 44 pagina’s tellend dossier: Proust retrouvé. Bof ik even. Met een inleiding door – je raadt het – Antoine Compagnon, lichten de diverse artikels een tipje van de sluier op over telkens een ander facet van Prousts werk. Onderwerpen gaan van Proust en beeldende kunst, Proust in film, Proust vertaald, over een historiek van zijn leven en de kracht van woorden en ideeën tot de donkere kanten van het onbewuste in zijn werk.

Als klap op de vuurpijl konden we tijdens onze jaarlijkse trip naar Parijs ook genieten van de schitterende tentoonstelling over werk en leven van de auteur in het ‘Musée des lettres et manuscrits’ (dat op zichzelf al een aanrader van jewelste is.) De expositie getiteld: ‘Proust, du temps perdu au temps retrouvé’ toont ook nooit eerder gepubliceerd en oorspronkelijk materiaal van de schrijver zoals brieven, kladjes en andere schrijfsels.
Zet ik al deze zaken op een rijtje dan kan ik niets anders dan besluiten, dat nu mijn tijd is gekomen om in dit meesterwerk van de literatuur te duiken. Ik ben afgetraind, voorbereid en gemotiveerd. ’t Zit goed in de kop! Dus Boppers, wens me succes bij de aanvang van deze reis. Ik hou jullie op de hoogte bij elke tussenstop.

donderdag 13 mei 2010

Emma Bovary, dat ben ik!

Waarom lezen we? Waar dient literatuur voor. Kafka zei ooit dat ‘…ein Buch muß die Axt sein für das gefrorene Meer in uns. Das glaube ich.’ Een boek als een bijl om de bevroren zee in ons open te breken. Het moet dus iets in beweging zetten…misschien ons aan het denken zetten.
Als dat waar is dan kan ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert (1821-1880) vergeleken worden met een drilboor!

‘Madame Bovary’ is geen leuk boek. Het wordt bevolkt door onaangename karakters, karikaturen bijna van ’s mens lelijke gaven zoals hypocrisie, afgunst, hebberigheid en egoïsme. Emma Bovary zelf is zowel kille moeder als – excusez le mot – hitsige minnares. Het is de kunst van Flaubert dat ie ervoor heeft gezorgd dat het geen bordkartonnen personages zijn maar karakters van vlees en bloed, behept met kleine kantjes en motieven die perfect zijn geïntegreerd in het verhaal dat als een talige symfonie moet gelezen worden. Want zo had Flaubert het ook bedoeld. De zinnen moesten een ritme hebben, een bijna muzikale structuur. Hij worstelde vaak en lang met de taal. Een gevecht dat hem tot wanhoop dreef. Hij laat dan ook Rodolphe – Emma’s minnaar – mijmeren dat’…het woord van de mens als een gebarsten ketel is waarop je een wijsje tromt dat nog net een beer aan het dansen krijgt, terwijl je de sterren zou willen ontroeren.’

De onmacht is dus een belangrijk thema. De onmacht om te zeggen wat je bedoelt, zonder clichés. De onmacht van de mens in het nastreven van zijn geluk. Maar wat is geluk? Wat maakt het leven de moeite waard? Deze vragen stelt Emma zich. Waardoor ze er ook de lezer mee confronteert. Deze tweede vrouw van een plattelandsdokter (een wat slappe goedzak die onwetend door het verhaal rolt) is op zoek naar iets dat de leegte binnen haar dient op te vullen. Maar wat is die oorzaak van haar ‘ingebakken’ onvrede? Is het haar situatie als vrouw binnen een door de 19de eeuw opgedrongen moreel keurslijf waartegen ze zich verzet? Is het, de door het lezen van romantische ‘feuilletons’ opgedrongen en overdreven mierzoete noties van ‘geluk’ en ‘liefde’ (op ironische wijze dik in de verf gezet door Flaubert) of is het de diepe onderliggende psychische structuur van een hysterische vrouw. Take your pick! Feit is dat het boek wel wijst in de richting van een onvermijdelijke kern van ‘afwezigheid’ en gemis in ieder van ons. Flaubert zei ooit: ‘Madame Bovary, dat ben ik.’ Ik zeg:’ Madame Bovary, dat zijn wij.’ Daardoor verdient ze – volgens mij - ook haar gruwelijk einde niet.

Het boek is ook een inkijk in een vergeten periode. Het is als de teletijdmachine van professor Barabas die ons een glimp toont van oudmodische gebruiken en klederdracht, gedateerde medische ingrepen, uitdrukkingen, menukeuzes en dies meer. Wie weet nog wat een sjamberloek is (kamerjapon voor heren?), een kapoets (bonten grenadiersmuts) of een bajadère (halssieraad).

We zouden ook nog kunnen aangeven dat Flaubert hier een aantal technieken gebruikt die de ‘moderne’ literatuur inluiden zoals de montage of de vrije indirecte rede, of dat het boek werd aangeklaagd bij zijn verschijning wegens moreel verderfelijk of dat het verhaal de middenklasse een spiegel wilde voorhouden. Het is dikwijls zo bij een klassieker dat het boek reeds met zoveel besprekingen, betekenis en symboliek is overladen dat het een eigen leven gaat leiden. Dat het uit de oevers van zijn eigen verhaal is getreden en een soort van onneembare burcht is geworden. De lezer reeds doet verstarren bij het idee dat hij of zij niet alle betekenis of nuances gaat opmerken.

Beste Boppers, laat dat jullie nooit tegenhouden. Lees een boek liever als een tabula rasa waarop het eigen oordeel kan neergepend worden. Lees het zoals het toendertijd op de markt werd gebracht. Maagdelijk en onbevangen. Zoals Emma aan het begin van het verhaal.

maandag 10 mei 2010

Over boeken...(alweer)

Een boekenliefhebber kent het gevoel. Je klooit wat in je bibliotheek en je wordt plots overvallen door een knagend gevoel van ontevredenheid. Een beetje uit het lood geslagen, kijk je eens goed rond. En dan komt het besef: je bent niet meer tevreden over de indeling van je bibliotheek. Of beter: je stelt vast dat de boeken uit hun kasten puilen. Er moet opgeruimd worden, plaats worden gemaakt en hopelijk moeten er zelfs extra planken worden gemonteerd.

Het is ook het ideale moment om de boeken af te stoffen. Stof en vochtigheid blijven de grootste vijanden van onze trouwe huisvrienden. Dus het was dan ook met veel plezier dat ik die taak aanvatte. Maar...je begint eraan met goede moed en je denkt: ik heb dit katje snel gegeseld. Ik heb er uiteindelijk een dag of 4 over gedaan. Elk boek is namelijk een uitnodiging om te spelemeien, je te laten afleiden door wat in essentie één grote verzameling excuses is om die stofvod aan de kant te gooien. Oude boeken worden liefdevol geopend, er valt een vergeten postkaartje van een vriend uit een boek, je twijfelt of je een boek nu wel eens 2 of 3 maal hebt gelezen..of je leest een korte inhoud om je geheugen op te frissen. Dat zou nu nog allemaal niet het ergste zijn, ware het niet voor probleem nummer 2: Hoe ga ik mijn boeken ordenen? Blijf ik bij mijn alfabetische indeling? Haal ik alle non-fictie eruit? Hoort deze biografie nu eerder bij geschiedenis of bij biografieën (algemeen)?
Procastrinatie is het onvermijdelijke gevolg.

Ieder heeft een eigen nauwe en soms wel hypersubjectieve relatie met zijn bibliotheek. 'At home with books' toont ons evenveel verschillende bibliotheken van verschillende mensen. Plaatjes van bibliotheken kijken is porno voor bibliofielen. Daar zijn we ons wel van bewust. Maar dan...aah... dat gelukzalige gevoel om te midden van je netjes opgeruimde en afgestofte boeken te zitten, glunderend in de wetenschap dat je volgend jaar opnieuw mag beginnen.

zondag 2 mei 2010

Hoe snel?

Wat is de juiste snelheid. Om te lopen, leven, lezen? Heeft elke activiteit zijn optimale belevingstijd? Of is dit (weer) een subjectieve invulling? Het is zeker geen onzinnige vraag om af en toe te stellen in een wereld waarin alles almaar sneller dient te worden ingevuld, klaargemaakt, geleverd, beleefd en vergeten.

De poolreiziger en 19de eeuwse ontdekker John Franklin wordt door Sten Nadolny in ‘The Discovery of slowness’ beschreven als…’a man whose natural pace of living and thinking is portrayed as that of an elderly sloth after a long massage and a pipe of opium…’ Nochthans (of misschien dankzij zijn onvermogen tot handelen totdat hij een situatie volledig had doordacht) heeft Franklin heel wat bereikt.

Er valt wat te zeggen voor een bedachtzame temporisering. Zo hebben we gisteren deelgenomen aan de 10 K van Knokke. Traag vertrokken zijn we steeds sneller gaan lopen tot aan de aankomst. Niets negatiefs aan deze negative-split, enkel blijde gezichten aan de eindmeet. Met goed gedoseerde krachten komt men al een gans eind.

Zo moet ook Rosie Swale Pope hebben gedacht toen ze besloot rond de wereld te lopen. U leest het goed. In ‘Just a little Run around the World’ beschrijft ze haar vijf jaren durende odyssee met veel gevoel en tederheid. Na het verlies van haar man organiseert ze een liefdadigheid en beslist dan maar in één ruk om fondsen te werven met een spectaculaire loop rond de wereldbol. Ze doorstaat winterse nachten in het koude Siberië en Alaska, overleeft een aanrijding door een bus, praat zich uit een overval en komt met 53 paar afgesleten schoenen terug aan in Tenby, Wales. Hoe snel is snel?

Ligt de klemtoon niet op de beleving, het doorvoelen van een ervaring die zijn eigen tempo dicteert? Missen we niet teveel door de onderhuidse insisterende versnelling van al onze belevingen? Zijn we ook niet ‘hardwired’ middels onze zintuigen aan een aantal vaste ‘ideale’ tijdsintervallen. Parameters waarbuiten we onvermijdelijk een en ander missen, waar we fouten maken bij het wegschrijven van de informatie… die we dan krampachtig willen terugvinden in de vorm van verloren tijd?

Zo bestaat er een ideaal tempo om te reizen. Het is zeker niet aan het tempo van een vliegtuig schrijft Alain de Botton in de krant van 21 april (De Standaard – Opinie en Analyse). Hij stelt zich de vraag of het desoriënterende gevoel na een vliegtuigreis zijn verklaring niet vindt in het oude Arabische gezegde dat de ziel onveranderlijk met de snelheid van een kameel reist? We herstellen maar van de jetlag wanneer de ziel ons terug heeft ingehaald. Hij pleit ervoor om aan dit tempo te reizen: ’Dat nieuwe, wijdverbreide ‘kameeltempo’ zou reizigers wederom met een wijsheid begiftigen die hun middeleeuwse pelgrimvoorvaderen maar al te goed hadden gekend.’ Vertragen schept soms die broodnodige afstand die nodig is om zaken in hun juiste perspectief te zien.

Stop de tijd. Pak een boek. Rust.

zondag 25 april 2010

De Barbaren zijn er!

Of gaat het boek toch verdwijnen? In ‘De Barbaren’ (2010 – uitgeverij De Bezige Bij) beschrijft Alessandro Baricco de teloorgang van het boek als één van de gevolgen van een mutatie die reeds een tijd aan de gang is. Een mutatie naar een nieuw soort mens, die hij - met een knipoog -aanduidt als een 'barbaar'. In een aantal succulente essays beschrijft hij, hoe we deze mutatie kunnen herkennen, wat de gevolgen zijn voor de toekomst en of we daar dan wel rouwig om moeten zijn.

Maar laten we duidelijk zijn: de barbaren staan wel degelijk voor de deur. Een nieuw wezen dat langzaam maar zeker elk bastion van onze ‘romantische’ cultuur van diepgang, zingeving en ervaring door inspanning aan het uithollen is. Met andere woorden: de Krim Tartaren zijn geland op Zaventem, de horden van Ghengis Khan zijn heropgestaan! Help!

De centrale ideeën van het boek zijn de volgende:

Er is een nieuw paradigma werkbaar dat zich steeds dieper ingraaft in het weefsel van onze samenleving. Dit paradigma wordt gekenmerkt door: technologische vernieuwingen die de privileges van een kaste beknotten en het speelveld opentrekken, een uit zijn voegentredende commercialisering, een gerichtheid op snelheid, oppervlakkigheid, een hang naar spektakel en het nieuwe verbijsterende idee dat iets maar betekenis kan hebben als het in een grotere sequentie van ervaringen kan ingeschreven worden.

Een voorbeeld om te verduidelijken. Men zegt soms dat de mensen niet meer lezen. Dit is niet waar. Er wordt meer gelezen dan voorheen. Maar wel steeds op een andere manier. Weg is het boek als een aan zichzelf refererende literaire tocht die soms wat inspanning kan vergen. In plaats daarvan is er het boek gekomen als een soort van ‘doorgangsgebied’. Het zijn boeken die geen ‘boeken’ meer zijn. ‘Het zijn boeken waarvan een film is gemaakt, of romans geschreven door tv-persoonlijkheden, of verhalen van mensen die op een of andere manier beroemd zijn.’ (p.77). Baricco spreekt van een productoverstijgende sequentie. Hoe je deze boeken moet lezen, wordt uitgelegd op plaatsen die geen boeken zijn (series, films, tijdschriften, dagbladen, radio, facebookpagina’s…) Het komt tegemoet aan de eis dat alles tegenwoordig ‘snel’ moet zijn (flashmobs, speeddating, twitter, …) De barbaren zijn op zoek naar betekenis die snel kan verworven worden, op doorgangsgebieden, in systemen die beweging genereren. Ze surfen op de oppervlakte van de dingen om betekenis op te nemen en kunnen zo in een omvattende ‘multitaskende’ beweging, ervaring opdoen die ze niet meer willen uit de diepte halen. Weg is het idee dat ervaring en kennis inspanning moeten vergen. De volledige romantische notie van de ‘arbeid’ om de ‘ziel’ te kunnen verheffen wordt radicaal afgewezen. Andere voorbeelden vinden we terug in de zoekalgoritmes van Google, de moderne politiek waar het aantal stemmen een metafoor is voor het aantal ‘hyperlinks’, de journalistieke bedrijvigheid, meer gericht op de spektakelwaarde van het ‘verschil’ ten opzichte van de vorige dag, de pas ‘zijwaarts’ die de barbaar kenmerkt maar ook op het gebied van de wijnbouw en de ploegopstellingen in het voetbal? Geïnteresseerd? Je zou het moeten zijn.

Een tweede idee is dat deze mutatie in feite niet nieuw is. Baricco haalt een muziekcriticus aan die in 1824 het volgende schreef over Beethovens Negende: ‘Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van onze tijd.’ (p.18)
Er is een tijd geweest waarin de Negende Symfonie gezien werd als muziek voor barbaren!

Er is dus veel meer aan de hand. In een aantal essays onderzoekt hij ook wat de diepere oorzaken kunnen zijn van deze zich steeds herhalende en ontsluitende beweging naar een groter publiek, het (her)leggen van een directe pijp (met hoger debiet) naar een diluerend en uitdijend kennisreservoir.
Baricco vermoedt ook dat het wantrouwen van de ‘romantische’ noties van het zelf en de ziel (althans die negentiende eeuwse heruitvinding van deze ideeën, die uiteindelijk heeft geleid tot de grote wereldoorlogen, dixit Baricco) aan de basis ligt van de verwerping van dit begrip bij de barbaar die daardoor een wissel op een betere toekomst voor ons allen probeert te trekken.

Tenslotte lezen we in het boek dat deze mutatie niet moet leiden tot cultureel doemdenken of intellectueel nihilisme. We zijn trouwens allen in meer of mindere mate barbaar. We kunnen beslissen wat we van de oude wereld willen behouden en misschien wordt het wel in een andere vorm meegenomen maar dat hoeft geen verlies te zijn.

Boppers, dit boek staat tjokvol ideeën die samen een interessant referentiekader vormen om de snel veranderende wereld rondom ons te bekijken. Het is dan nog eens geschreven in een bloemrijke inventieve taal. Dus lezen die hap!

zondag 18 april 2010

Zo makkelijk kom je niet van boeken af...

Wat krijg je als je twee oude knarren bij elkaar brengt en een aantal avonden laat mijmeren over boeken, bibliotheken, boeken verzamelen en de toekomst van het boek?

Een nieuw boek! De journalist Jean-Philippe de Tonnac bracht humanisten en erudiet kunstenaars Umberto Eco en Jean-Claude Carrière bij elkaar, stelde ze een reeks pertinente vragen en noteerde de antwoorden. Hij liet ze uitweiden over historische figuren, schrijvers en kunstenaars zoals Napoleon, Voltaire, Bunuel, Boeddha, Fritz Lang, Vergilius en Victor Hugo. Ook confronteerde hij ze met een aantal stellingen zoals het internet als een oncontroleerbaar extern geheugen, de onherroepelijke verdwijning van het boek en het feit dat een ontwikkeld persoon niet alle boeken die hij/zij geacht wordt te kennen, moet gelezen hebben. En dat levert dan een meeslepend boek op! ('Zo makkelijk kom je niet van boeken af.' Oorspronkelijke titel: 'N'espérez-pas vous débarrasser des livres, vertaald door Liesbeth van Nes, De Bezige Bij, 2010)

Umberto Eco (1932) is door iedereen wel gekend als de schrijver van ‘De Naam van de Roos’ en ‘de Slinger van Foucault’, hoogleraar semiotiek en een verwoed boekenverzamelaar. (50.000 boeken en 1.200 oude boeken en incunabels)
Jean-Claude Carrière (1931) filmkenner, regisseur, scenarioschrijver, schrijver van ‘Le Lézard’ en eveneens bibliofiel. (40.000 boeken en 2.000 oude boeken)

Het is een plezier om twee belezen mensen met elkaar te horen palaveren over de meeste diverse onderwerpen, onderwijl alles te plaatsen in een historisch kader, zaken met elkaar in verband te brengen en oude inzichten opnieuw helder te verwoorden. Dit in een tijd waarin de soundbyte en de spektakelwaarde overheersen. Het is een conversatie in zijn echte etymologische betekenis: het draaien van de hoofden in dezelfde richting.

Om de leeshonger naar dit boek wat aan te scherpen, wil ik jullie een aantal ideeën en uitspraken niet onthouden:
‘Kan een mens zich goed uitdrukken als hij niet kan lezen of schrijven? ECO: Homeros zou zonder twijfel antwoorden: ja!’ (p. 12)
‘Kunnen we ons werkelijk aanpassen aan een tempo dat zich zal versnellen op een manier die door niets wordt gerechtvaardigd?’ Over de snelheid waarmee de technologie en bij uitbreiding de maatschappij zich vernieuwt. (p.35)
‘We weten ook, zoals Proust over grote schrijvers zei, dat elke grote filmmaker althans ten dele zijn eigen taal uitvindt.’ (p.36)
‘…en dat we van die kennis iets alleen maar volkomen kunnen begrijpen gedurende een noodzakelijk gelimiteerde tijd.’ (p.38)
‘Een zeer machtige koning kan zijn architecten niet toestaan hun fantasie zomaar te volgen. De barok is extreem liberaal, anarchistisch.’ (p.73)
‘Wanneer de staat te veel macht heeft, zwijgt de poëzie.’ (p.89)
‘Alle grote atheïsten zijn afkomstig uit seminaries.’ (p.154)
‘Volgens Goropius Becanus waren alle talen afgeleid van één oertaal en dat was het Antwerps dialect.’ (p.159) Ze zullen het daar graag horen!
‘Als je nadrukkelijk en luidkeels een algemene, alledaagse waarheid verkondigt, wordt ze meteen stompzinnig.’ (p.173)
‘Een soort impliciet revisionisme, een verbanning met zachte hand. Zo bestaat er naast een collectief onbewuste ook een collectief geheugen en een collectief vergeten.’ (p.193) Over de ‘damnatio memoriae’ en andere vormen van censuur…
‘Het is een soort wijnkelder. Je hoeft niet alles op te drinken.’ Over je bibliotheek en of je alle boeken er in moet gelezen hebben...

Zoals jullie kunnen merken, grijpen de twee mannen het boek aan als een springplank om opvattingen te spuien over een breed gamma van onderwerpen…en dit tot het grote vermaak en voordeel van de lezer. Maar de positie over het boek is duidelijk. We kunnen op twee oren slapen. Het boek zal niet vervliegen. Zoals Eco zegt..iets dat perfect is, dat niet meer verbeterd kan worden (zoals het wiel) zal niet verdwijnen. Oef!

zondag 11 april 2010

Zeg me wat je leest...

Soms ontsluit een klein artikel een wereld van mogelijkheden en verhalen. Een beetje fantasie zet je al een goed eind op weg. Zei Proust al niet dat hij evenveel valabele inzichten haalde uit een zeepadvertentie als uit de ‘Pensées’ van Pascal?

Ik ga me niet meten met een schrijver van dergelijk allooi, maar soms sta ook ik stil bij wat op het eerste zicht een gecomprimeerd weetje lijkt, maar wat bij een tweede overpeinzing plots een eigen leven kan gaan leiden. Ik heb het over een boekenlijstje in de ‘Standaard Der Letteren’ van 9 april, meer bepaald de non-fictie bestsellerlijst. Het lijkt me dat ik onze ganse volksaard kan reconstrueren uit de kwansuis opgesomde boeken.

Wel moet ik waarschuwen dat een begrip als ‘volksaard’ of ‘identiteit’ een geladen term is. Ik geloof er trouwens niet zo in. Het definiëren van een volksaard ontaardt spoedig in een gevecht dat draait om kleine narcistische verschillen die de neiging hebben zich verder te profileren tot alleen het eigen subject als maatstaf overblijft. Zo konden onze zuiderburen onlangs getuigen toen ze in een verlicht moment de ‘Franse’ volksaard gingen beschrijven. Als deze oefening al iets mocht opleveren dat ‘de’ Fransman karakteriseert, dan is elk overgebleven kenmerk op die lijst vanuit een ander gezichtspunt even goed van toepassing op de Yanamamo indianen van Brazilië…ik zeg maar wat. Ook zij zijn met hun twee uur werk per dag duidelijk gewonnen voor de verkorte werkweek. Soit. Deze uitweiding had tot doel de grote voorwaardelijke wijsheid van de volgende paragraaf te onderstrepen.

Want als ik het lijstje afloop, dan kan ik niet vermijden dat er zich voor mijn geestesoog een beeld vormt dat me niet zo vreemd is. We hebben graag een eigen huis, nietwaar? (op 8: Wonen met stijl. Dromen van huizen.) En we houden het graag proper en net. (op 10: Sien en Maria.) We eten graag veel en goed. (op 3, 5 en 6: SOS Piet.) Als gevolg worden we soms geplaagd door een zondig besef. (op 4: De 10 principes voor een leven lang slank, van Sonja Kimpen.) We kijken graag naar de koers. (op 1: Flandriens en op 7: Het Ultieme Wielerhandboek van Tom Boonen.) En die islam, die blijft ons bezig houden. (op 2: Wie is er bang van de islam, van Selahattin Koçak en op 9: Nomade van Hirsi Ali.)

De Vlaming in een notendop? Bah nee, ‘de’ Vlaming bestaat net zo min als ‘de’ Fransman. Hooguit kunnen we concluderen dat we eigenlijk niet zo veel van elkaar verschillen en kunnen de analisten van de CIA hun landenprofiel weer wat updaten.

Als de Boppers iets moeten onthouden dan is het Proust’s wijze raad. Decomprimeer de kleine berichtjes uit de krant en ontdek een wereld van verschil.
PS. Een ander berichtje in dezelfde krant: Malcolm McLaren, één van de boegbeelden uit de punkscène van de jaren 70 is overleden, zijn zoon is eigenaar van het lingeriemerk Agent Provocateur… Wat zou Proust hierin hebben gelezen?

maandag 5 april 2010

J’ai eu une crise cardiaque, ce qui prouve que j’ai un coeur…’

Wat blijft over na de provocaties, de mediarelletjes en de vele affaires? Wat is de werkelijke erfenis van het enfant terrible van het Franse chanson? We hoeven niet ver te zoeken. Serge Gainsbourg, (geboren Lucien Ginsburg te Parijs, 2 april 1928 en er gestorven op 2 maart 1991) was zowel dichter, zanger, componist, als acteur en regisseur. Oorspronkelijk geïnteresseerd in de schilderkunst, en na een ietwat stroef begin als gekunstelde zanger van ‘typische’ chansons, wordt hij pas bekend wanneer andere vertolkers met zijn teksten hit na hit scoren.



‘Je fais pas de concessions, je me prostitue un peu, mais pas dans les banlieues.’

Ontelbare muzikale pareltjes heeft hij ons nagelaten in zijn zoektocht naar een nieuwe reïncarnatie van het Franse lied. Op zoek naar een ideale formule waarbinnen de grenzen van deze kunstvorm continu in vraag werden gesteld, verknipte hij de Franse taal in een spel van metaforen, klanknabootsingen en poëtische verdichtingen waardoor zijn getoondichte erfenis kan vergeleken worden met een vorm van muzikale origami. Hoe - door één blad taal lukraak uit het Franse woordenboek te scheuren - en door minutieus vouwen en plooien, een melodieus ‘kleinnood’ te kunnen afleveren, volledig afgerond in vorm en betekenis, en niet zelden gespeend van finesse, humor en een diepere waarheid.

‘Je ne suis pas Brassens. Lui, c’est un peintre classique. Il n’as pas de problème de forme. Moi, je remets tout en question.’

Zo viel ik onlangs op een klein boekje dat me al heel wat plezier heeft verschaft en me en dieper respect heeft bijgebracht voor de liedjessmid. Ik ben geen Bart Van Loo, maar met een goed woordenboek in de hand kom je al een gans eind in ‘Serge Gainsbourg. Pensées, provocs et autres volutes.’ (Livre de Poche 30762) ’s Mans verzamelde uitspraken en tekstflarden laten iemand zien die zichzelf niet al te serieus nam maar toch nadacht over dingen, die op een unieke creatieve manier vertaalde en ons zo liet zien dat het verschil tussen ‘kleine’ en ‘grote’ kunst veeleer artificieel is en dat men zelfs met zoiets nederigs als een liedje, toch grote dingen kan zeggen.

‘ça fait VLAM! Ça fait SPLATCH! Et ça fait CHTUCK! Parfois même PFFF! SHEBAM!’

donderdag 25 maart 2010

Deadliest Catch! In memoriam: Kapitein Phil Harris 1956-2010.

Ik heb een vriend. Je kunt hem bezwaarlijk een avonturier noemen. Liever geniet hij van een frisse pint dan van een trektocht in de Hoge Venen. Hij is ooit eens op skivakantie geweest maar was daar vooral gewonnen voor het concept ‘après-ski’. En toch is hij gefascineerd door het TV programma ‘Deadliest Catch’, momenteel te zien op Discovery. Gebiologeerd staart hij avond na avond naar de avonturen van Kapitein Sig en diens bemanning van de ‘Northwestern’ die dapper de woeste Beringzee trotseren op jacht naar reuzekrab. Hij spreekt vol lof over Kapitein John van de ‘Time Bandit’ en leeft mee met het harde bestaan van deze vissers die ijskoude wind, reuzenhoge golven en slaaptekort moeten overwinnen om hun quota krab te kunnen binnenhalen. Mijmerend heeft hij het over neo-nemrods, nautische helden die overeind blijven op een cocktail van testosteron, adrenaline en koffie en lachen met de krachtige rukwind die hen voortdurend probeert overboord te blazen.

Ook ik moet toegeven dat het programma een vreemde aantrekkingskracht uitoefent. Is het de rustgevende herhaling van het bovenhalen van de volle krabkorven of de roep van een meer simpele ambacht in een wereld vol toenemende complexiteit? Feit is dat de vissersvloot van Dutch Harbour, Alaska de Emmy Awards opstapelt en dat ik graag vanuit mijn luie zetel meedein op de ruwe golven van een onbarmhartige zee, misprijzende maîtresse van de schijnbaar uit kryptoniet opgetrokken zeebonken.
Dit harde leven dat me probeert te verleiden, is me echter niet volledig onbekend.

In de beste traditie van deze blog, bespreek ik graag een boek van Redmond O’Hanlon over zijn avonturen op de ‘Norlantean’, een Schotse vissersboot. In ‘Trawler' – o zo correct vertaald als ‘Storm’ – lezen we hoe Redmond (bekend van ‘Into the Heart of Borneo’ en ‘Congo Journey’) meereist met de vijfkoppige bemanning van een treiler uit Stromness (Orkney Islands) die de visvelden rond de poolcirkel frequenteert. Zeeziekte en slaaptekort zijn ook hier aan de orde. Het vissen in deze gevaarlijke noordelijke wateren (soms tot op een diepte van een kilometer) te midden van orkanen en sneeuwstormen moet in niets onderdoen voor de wedervaardigheden van de ‘Dealiest Catch’ crews. Redmond beschrijft het allemaal in zijn typische Britse laconieke stijl. Je ligt met hem mee te kotsen over de boeg, je staat te slapen tussen twee sorteerbeurten in en je ontbijt mee op gefrituurde marsrepen om voldoende calorieën binnen te krijgen. Ja beste Boppers, soms helpt het een schrijver om een beetje gek te zijn in z'n jacht naar boeiende verhalen.

vrijdag 19 maart 2010

Born to Run...

Funrunners zeggen wel eens dat marathonlopers getikt zijn. Wij marathonlopers zeggen hetzelfde van ultralopers; die zijn pas geschift. Wie loopt er nu 60 km of meer? Maar ze bestaan. In ‘Born to Run’ maken we kennis met een stam indianen die onder lange afstandslopers een mythisch statuut hebben bereikt: de Tarahumara indianen uit de Mexicaanse ‘Copper Canyons’.

Christopher McDougall, loper en journalist, gaat naar deze superlopers op zoek en vindt ze uiteindelijk met wat hulp van ‘Caballo Blanco’, een enigmatische drop-out die zijn dagen vult met lopen en er van droomt een wedstrijd in te richten tussen de Tarahumara en het kruim van de hedendaagse ultralopers. Zal dit wel lukken? De Tarahumara zien lopen als een feest, een manier om de banden tussen families en dorpen nauwer aan te halen…niet als een wedstrijd. Iedereen loopt er. Zowel jong als oud doen mee aan het populaire loopspel dat inhoudt dat men als één team (tot dagenlang) achter een bal aanholt…op sandalen!

En zo komen we tot een van de hoofdthema’s van dit vlot geschreven relaas. De Tarahumara lopen zonder gesofisticeerd materiaal massa’s kilometers…onder een moordende zonnehemel…zonder blessures …en dit een leven lang. McDougall bouwt zijn betoog rustig op en baseert zich op heel wat wetenschappelijk materiaal om aan te tonen dat de beste manier van lopen, het lopen op blote voeten is. Het aantal blessures onder westerse lopers is sinds de introductie van de moderne loopschoen enkel gestegen. Je zou denken dat de schoen ons beschermt tegen blessures. Maar de voet houdt er niet van ingeklemd te zitten. Vele medische wetenschappers erkennen dit. De voet moet kunnen afrollen en de ondergrond correct kunnen inschatten, niet gemedieerd door de dikke zool van onze high-tech loopschoenen.

McDougall krijgt uiteindelijk een aantal toplopers bereid om deel te nemen aan de race. Ook Scott Jurek, een internationaal bekende ultraloper en veelvuldig kampioen, daalt af naar de Copper Canyons waar de race zal plaatsvinden. Het wordt een memorabele wedstrijd..maar wat overblijft is het wederzijds respect, de intense voldoening en het pure loopplezier.

Dit is de tweede stelling van het boek. Het lopen zit in ons. Het is een natuurlijk product van de evolutionaire keuzes die we als oerjager reeds vroeg hebben gemaakt. Hoewel we niet de snelste lopers waren op de savanne, hebben we wel het ‘persistence hunting’ ontwikkeld om onze prooien uiteindelijk tot uitputting te dwingen. Als mens zijn we unieke lopers, daar we onze temperatuur kunnen reguleren via onze huid en niet via de mond zoals veel andere zoogdieren. Onze ademhaling is ook onafhankelijk van onze tred. Niet zo bij dieren die bij elke pas slechts één ademteug kunnen nemen. Wij kunnen dus blijven rennen, antilopen en ander lekkers niet! Dus gaan ze uiteindelijk in warmteshock. Deze manier van jagen kon tot in de vorige eeuw nog worden waargenomen onder de bushmen van de Kalahari woestijn.

Born to Run indeed Boppers! Het boek eindigt met een pertinente vraag. Als we toch allemaal lopers zijn, waarom lopen dan zoveel mensen niet graag? Hier blijken eeuwenoude reflexen nog ons gedrag voor te schrijven. Ons brein herinnert er ons voortdurend aan ons niet te vermoeien. Om krachten te sparen. Dat was vroeger goed advies. Het kon altijd gebeuren dat na een dag lopen en jagen er plots een troep hyena’s ongevraagd op de lunchafspraak verscheen en we ons uit de voeten moesten maken. Maar die situaties komen nu veel minder voor. Toch loopt dit ‘rust’-imperatief nog door waardoor we liever op de sofa blijven zitten wanneer een fikse loop in het lentefrisse weer een beter alternatief zou zijn!

zaterdag 6 maart 2010

How Science Fiction conquered the world...

Het valt me soms op hoeveel beklijvende visuele elementen van onze cultuur afkomstig zijn uit de rijk gevulde SF iconografie. We kennen de beelden van de bedreigende robot of alien uit de jaren '50 films. (The Thing, This Island Earth, Invaders from Mars...)Uit de jaren zestig herinneren we ons de bevreemdende roes bij het aanschouwen van sprekende apen (Planet of the Apes), de brandende boeken uit Fahrenheit 451, of de sexuele escapades van Jane Fonda in Barbarella. De volgende decade gaf ons een nooit eerder geziene reeks klassiekers. De bijna tastbare eenzaamheid van Charlton Heston in een (bij dag) verlaten Los-Angeles in de eerste scènes van 'The Omega Man'. Het trieste einde van het laatste beetje groen in het visionaire 'Silent Running' waar het enige resterende bos als een verstilde arcologie aan de enorme leegte van het heelal wordt overgelaten.

De beeldenstormvloed van Zardoz waar een hoogtechnologische cultuur ten prooi valt aan lethargie en zich van de rest van de wereld - vervallen tot een staat van barbarij- afzondert. (En ik heb het niet over Sean Connery, die bijna de volledige film in een soort pamper rondloopt.) We mogen ook THX 1138 niet vergeten, waar de ruimte waarbinnen het verhaal zich afspeelt buiten de contouren van het blikveld verder uitdeint, door het grenzeloze gebruik van witte oppervlaktes. Als het ongemak van de mens temidden een eindeloze zee van Lacaniaans genot. En ik heb het dan nog niet over Star Wars, Solaris, Westworld en Soylent Green gehad, die een veelheid van beelden hebben opgeleverd die zich stevig in ons collectief bewustzijn hebben geankerd.

Vivian Sobchack is professor 'Film Studies' aan de Universiteit van California en levert ons een ernstige beschouwing af over de vertaling van SF concepten naar het Amerikaanse filmscherm. 'Screening Space' is een degelijke en theoretische studie van de visuele semiotiek van de SF flim. Het mag inderdaad ook af en toe wel iets anders zijn dan de normale lichtere fankost. Met dit boek laat ze ons met andere ogen en met een dieper begrip de vele - op het eerste zicht - bijna frivole en redundante visuele elementen analyseren.

Thomas M. Disch gaat nog een stapje verder en verheldert in een heerlijke reeks essays in 'The Dreams our Stuff is made of' hoe het soms misprijsde SF genre de populaire verbeelding heeft gevoed met beelden en ideeën die wezenlijk hebben bijgedragen tot de vorm en inhoud van de culturele en sociale wereld waarin we nu leven. Met zijn bespreking van de historische wortels van het SF gedachtegoed bij Edgar Allen Poe, de feministische SF van de jaren '60 en '70 en het culturele relativisme in onze relatie tot andere beschavingen in wat ooit als pulp fictie werd geboekstaafd, is dit boek een vruchtbare bron voor verdere reflectie over een genre dat ten onrechte uit de hoogte wordt bejegend, maar in feite reeds lang bepalend is voor wat als 'mainstream' wordt benoemd. Enjoy it Boppers.

maandag 1 maart 2010

iPadding...

Er wordt op het internet nogal wat afgemekkerd over de Apple iPad. De vraag die na heel wat discussie, speculatie, cynisme en dweperij overblijft is: 'Wat doet het ding?' Het antwoord ligt niet minder voor de hand: de iPad doet wat de iPad doet. De veronderstelling is dat dit device zijn eigen toepassingssfeer zal creëren. Als een soort mythisch automaton dat de condities voor zijn eigen bewustzijn zal scheppen.

Dat is een nogal moedige positie van waaruit men een nieuw toestel op de markt brengt. Je zal denken, Apple zal wel zijn research hebben gedaan. Maar vergeet niet, ze hebben ons ook de Apple Newton gegeven. De ganse introductie is opgezadeld met de overtuiging dat technologie gedrag kan vormen in plaats van de normale inverse relatie. De discussie wordt verder gevoed door het adagio dat vorm functie volgt...Maar wat als de exacte functie nog een fluid gegeven is? Dan wordt de iPad een semantische non-ruimte, een entropie van dode letter.

Dus, laten we eens onderzoeken wat de iPad doet. Is het een eReader, een soort netbook? Ik ga er geen foto's mee nemen. (Of toch..portretfotografie?); noch ga ik er mee bellen. En ik ga buitenshuis niet naast mijn smartphone en laptop nog eens de iPad meezeulen. Ik ben geen slaafje van mijn technologie. Technologie moet een extensie van mijn denkruimte zijn. Het moet het canvas uitbreiden waarop mijn verbeelding en cognitieve ambities zich kunnen botvieren. Een plaats waar ik informatie kan manipuleren naar behoeven. Soms is die ruimte klein (wanneer ik op mijn gsm schermpje mijn agenda raadpleeg) of groot (wanneer ik op mijn desktop wil photoshoppen). Dus wat is de iPad niche?

Let wel, het ding is nog steeds niet op de markt maar hier volgt een geïnformeerde gok over hoe een dag met de iPad er kan uitzien.
Bij het ontbijt ligt de iPad op de keukentafel. Ik lees er met veel gemak de iPad versie van de ochtendkrant op. Zo kan ik artikels lezen waarin video zit ingebed. Het ziet er meer uit als de bewegende krant van Harry Potter dan de huidige on-line versie van de dagbladen. Ik controleer mijn mail en browse wat newssites. De browserervaring is ongelooflijk. Pagina's laden uiterst snel. 's Middags heb ik vrijaf. Ik vlij me in de zetel neer en lees de iPad versie van WIRED. Dankzij mijn abonnement worden de issues rechtstreeks naar mijn iPad geduwd. Daarna start ik mijn google reader op en surf doorheen mijn RSS feeds.
's Avonds koop ik nog een boek op amazon.com dat direct op mijn iPad wordt gedownload.

Door zijn nauwe relatie met de iPhone bestaat er ook een Apple app store voor de iPad waar ik een veelheid aan toepassingen kan aanschaffen. Van games tot meer ernstige toepassingen. Ik ben er zeker van dat de killer applicatie voor de iPad op dit moment wordt ontworpen in het brein van een jonge programmeur. Dus dat zit wel snor.

De iPad, ik weet niet goed wat het doet..en wat het goed zal doen...maar ik wil er een.

vrijdag 19 februari 2010

Getting even...

Een goed boek is soms gewoon niets anders dan een manier om even weg te zijn. Het brein is van een dergelijke goedertierendheid dat het ons toelaat middels een aantal gedrukte woorden een wereld van nieuwe ervaringen te ontsluiten. Onze frontale cortex gaat bovendien storende stimuli even buitensluiten zodat we ons ongegeneerd kunnen overgeven aan een tijdelijk avontuur. Ons empathisch vermogen - een ander overgeërfd overlevingsmechanisme - zorgt er voor dat we meegezogen worden in de avonturen van de protagonist.

Een specifiek thema dat regelmatig terugkeert, is de nood aan wraak voor aangedaan onrecht. Hoe 'haat' de hoofdpersoon zich wreken en gaat hij gelouterd, verteerd of gelaten de eindmeet halen? Het houdt ons blijkbaar bezig. Er zijn studies die aangeven dat ook dit een overgeërfd behoudsgezind mechanisme is. Bij moord houdt de onmiddellijke weerwraak door de clan tevens de boodschap in dat men niet ongestraft iemands leven neemt. Het is dus - paradoxaal genoeg - een trap hoger op de ladder naar een beschaafde samenleving.

Een boek dat generaties lezers aan de leesstoel gekluisterd heeft gehouden, is Alexandre Dumas' 'De Graaf van Mont-Christo'. Er wordt Edmond Dantes zoveel onrecht aangedaan dat de lezer zich eveneens ontzet voelt en niets anders kan dan Dantes barok uitgewerkte wraakplannen toejuichen. Het is een klassieker. En klassiekers keren altijd terug.

Zo kreeg ik een déjà-vu, toen ik vorig jaar 'The Stars' Tennis balls' van Stephen Fry las. Ik had maar na enkele hoofdstukken door waar het verhaal naar toe leidde. Maar plots valt dan die frank. Het boek is een getrouwe maar inventieve herschrijving van Dumas' boek in een geheel nieuwe en meer moderne setting. Weer liet ik me meeslepen, ditmaal met de ongelukkige avonturen van Ned, Dantes' kloon.

Een ander wraakverhaal waarbij de protagonist zich bijna verliest in zijn haatgevoelens is het bekende 'The stars my destination' van Alfred Bester. Gully Foyle wordt aan zijn lot overgelaten na een schipbreuk en gaat op zoek naar de schuldigen. Tijdens zijn zoektocht transformeert hij zichzelf van een ruwe op wraak beluste onhebbelijke barbaar tot een intelligent en geschoold individu. Maar zijn gewelddadige natuur kan hij niet loochenen en zijn woedeaanvallen blijven zichtbaar doorheen zijn verwijderde oude gezichtstatoeages als rode striemen. Geschreven in de jaren '50 kon het net zo goed hedendaagse cyberpunk zijn. De leefwereld waarin Gully zijn gelijk wenst te halen is uiterst creatief vorm gegeven. Weer een klassieker. Voor alle duidelijkheid, het is vintage SF.

Dus Boppers, omhels eens het wraakthema, maar dan wel vanuit de leeszetel en proef de zoete overwinning van Edmond, Ned en Gully als een antigif voor die gevoelens van frustratie wanneer je op de baan weer eens door een agressieve chauffeur ei zo na van de weg wordt gereden.

dinsdag 16 februari 2010

Alternatieve geschiedenislessen van Tarantino en Philip K. Dick

Vorig weekend heb ik ‘Inglourious Basterds’ van Tarantino gezien. Een aantal iconografische scènes blijken enkele dagen later nog steeds als een nabeeld vast te kleven op mijn netvlies. Kleurrijke visuele echo’s schuiven over alledaagse grijze taferelen.

Zijn liefde voor film druipt duidelijk van elke frame. OK, er waren weer wat bloederige intermezzo’s bij, maar het eindresultaat is een feest voor liefhebbers van Tarantino’s cinefiele universum. Beter dan ‘Pulp Fiction’ of ‘Reservoir Dogs’? (Indien dat mogelijk zou zijn.) Nee. Daarvoor zijn de dialogen net niet goed genoeg. De film geeft echter voldoening op een ander niveau door een loopje te nemen met de officiële geschiedenis. De avonturen van Brad Pitt en zijn kompanen spelen zich namelijk af op een alternatieve tijdlijn. Een gekend procédé en literair subgenre: ‘alternate history’.

Zo herschrijft Philip K. Dick in ‘The Man in the High Castle’ een Amerika na de tweede wereldoorlog dat zucht onder een Japans-Duitse bezetting. Dick is verantwoordelijk voor heel wat klassiekers. ‘Do Androids Dream of Electric Sheep’ werd door Ridley Scott verfilmd als ‘Blade Runner’. ‘Total Recall’, ‘Paycheck’, ‘Minority Report’ en ‘A Scanner Darkly’ werden eveneens verfilmd. Allen hebben ze dezelfde onderliggende paranoïde thema’s: het vervagen van de grens tussen realiteit en fictie. Wat is echt, wat is niet echt? Dick zag het verschil ook niet altijd goed. Veel van zijn boeken schreef hij onder invloed van geestesverruimende middelen. Hij had last van visioenen en was er op een bepaald moment van overtuigd dat iemand anders zijn lichaam had overgenomen. Leuk is anders. Doch laat dit geen hinder zijn voor jullie leesplezier. Integendeel. Ondanks het feit dat Dick de ‘I Ching’ gebruikte om de plot van zijn boek te bepalen (!) is het werk een belangrijke alternatieve-geschiedenis novelle die in 1963 de Hugo Award won en door zijn diverse verhaallijnen, plotwendingen en beschrijvingen van een leven onder een totalitair bewind, in ieders bibliotheek thuishoort.

Dus Boppers, maak een kopje geestesverruimende lindethee en laat Dicks verbeelding – al is het maar voor eventjes – de fundamenten van uw realiteitsbesef aantasten.

Hieronder een clip uit ‘A Scanner Darkly’. Eerst werden de scènes gefilmd en daarna overtekend (rotoscoping)wat leidt tot een heel speciaal resultaat en een aangename versmelting tussen vorm en inhoud.

maandag 8 februari 2010

On the Road to Nowhere...

Vorige week heb ik ‘The Road’ gezien, gebaseerd op het gelijknamig boek van Cormac McCarthy. Het boek had me indertijd danig geraakt. Het relaas van een vader en zoon die in een desolaat en mistroostig Amerikaans landschap onderweg zijn naar het zuiden, na wat blijkbaar een verwoestende ecologische ramp van gigantische proporties was, terwijl ze uit de handen proberen te blijven van kannibalen en andere rapalje, is een hartverscheurende leeservaring. In het begin hoop je nog mee met de protagonisten op een betere toekomst, maar algauw wordt het duidelijk dat elk sprankeltje hoop vakkundig door McCarthy wordt weggegomd. Ik bedoel maar; het houdt niet op. De strijd om te overleven wordt harder en harder, en de keuzes die de personages maken om in leven te blijven, zijn dikwijls ten nadele van andere verloren zielen die ook maar proberen wanhopig aan te klampen aan wat slechts een vervagende illusie van een bestaan is. Wat ik wou zeggen: er zijn meer opbeurende boeken.

Ik was dus voorbereid op de film. Dacht ik. Blijkt dat het nog altijd triester en weemoediger kan. Sip en somber had ik verwacht, maar naargeestig en moedeloos heb ik gekregen. In dat opzicht…een dijk van een film dus. Viggo Mortensen brengt de voortdurende spanning, angst en vrees van de vader om zijn zoon tastbaar op het scherm. En Kodi Smit-McPhee, die in de huid van ‘the boy’ kruipt, is fenomenaal. Soms mag ik peinzen over waar een kindacteur de kracht en de innerlijke middelen haalt, om een dergelijke acteerprestatie neer te zetten. Doch dit ter zijde. Een vraag die me na het zien van een soortgelijke film meer bezighoudt, is de volgende: is onze beschaving waarlijk maar een dun laagje vernis? Is het zo dat wanneer we met een situatie worden geconfronteerd waar we samen moeten zien te overleven, we plots niets meer zijn dan een meute elkaar verslindende honden. Ik hoop op het tegendeel, maar vrees van niet.

Er zijn postapocalyptische verhalen met een lichtere toets, maar toch is er altijd weer op de achtergrond die vrees voor een regressie naar barbarij en onmenselijkheid. Vandaar dat thema’s van theologische en filosofische aard mee aan het oppervlak komen. In ‘Deus Irae’ van Philip K. Dick en Roger Zelazny (ah…old skool…love it!), vertaald als ‘De god der gramschap’ krijgt Tibor McMasters, een acolyt van een sekte die de oorspronkelijke aanstoker van de grote vernietigingsoorlog vereert, de opdracht om deze ‘God’ der gramschap af te beelden. Tibor is een begenadigd artiest, maar heeft kunstarmen en moet in zijn karretje worden voortgetrokken door een koe. Met een discipel van de Uitdovende Christelijke Kerk gaat hij op zoek naar deze man om hem als de schepper van een nieuwe wereldorde te vereeuwigen. Ook hier krijgen we geen antwoord op het waarom, maar aarzelen de schrijvers niet de vraag te stellen naar de aard en noodzaak van een God. Het is een prachtig, ietwat verouderd, maar mooi geconstrueerd verhaal.

Nog lichter van toon wordt het in een van de verhalen uit de bundel ‘The Martian Chronicles’ van Ray Bradbury. In ‘The Silent Towns’ is Walter Gripp, de enige overgeblevene op de Martiaanse kolonies nadat iedereen terug naar de Aarde is gevlucht. Of niet? Plots hoort hij in een verlaten huis een telefoon rinkelen. Uiteindelijk slaagt hij erin contact te maken met de laatste vrouw op Mars die eveneens in de overtuiging was dat ze de laatste mens op de planeet was. Walter reist uitgelaten naar waar de vrouw verblijft en in zijn verbeelding neemt ze hemelse proporties aan. Geneviève blijkt uiteindelijk een zwaarlijvige chocolade verslindende vrouw te zijn die hem zodanig op de heupen werkt dat hij terug voor het celibaat en de eenzaamheid kiest.

Zo zie je maar, voor éénieder het postapocalyptische landschap van zijn dromen. Maar denk eens na Boppers, vanavond in het warme bedje…hoe zouden wij het er vanaf brengen ‘on the Road’…terwijl de meutes kannibalen achter ons aan zitten.

maandag 1 februari 2010

In de donkere uren...

Het leven kan je toelachen. Wanneer je op een zonovergoten terras rustig zit te genieten van een heerlijke rosé. Wanneer je met een goed boek gezellig in bed de uren ligt weg te lezen. Je kunt je in topconditie voelen wanneer dat duurloopje je geen enkele inspanning kostte. Maar dan stap je in een overvolle lift die blijft hangen tussen twee verdiepingen en je meent een rookgeur gewaar te worden. Of je neemt de Eurostar die even later stilstaat in het midden van de tunnel onder de Noordzee en in gedachten zie je het zeewater langzaam binnensijpelen doorheen de scheuren in de zachte kalksteen. Of je loopt over het kerkplein en midden het plein voel je je plots overmand door een panische angst. Het zweet breekt je uit, je hart gaat uitzinnig te keer en je keel wordt gortdroog.

Iedereen van ons heeft wel in mindere of meerdere mate last van een huis-, tuin of keukenangstje. Laten we elkaar geen mietje noemen. Het is nu eenmaal zo. Sommigen kunnen het gewoon beter wegsteken dan anderen. Het is net deze aanwezigheid van onze eigen ongrijpbare en soms irrationele schrikreactie die ons in staat stelt mee te leven met de penibele en levensbedreigende situatie van de held of heldin in een avonturenverhaal of film.

Persoonlijk heb ik een fascinatie voor duikboten. Soms stel ik mij de vraag of ik een reis onder het poolijs of langs de stille dieptes van de Stille Zuidzee met een duikboot zou durven meemaken? Hoogstwaarschijnlijk wel maar toch word ik heen en weer geslingerd tussen mijn mateloze interesse voor deze sierlijke Behemoths van de diepzee en mijn knagende angst om in een dergelijk gevaarte vast te komen zitten terwijl het ijskoude water steeds meer compartimenten onder water zet.


Misschien verklaart dit wel mijn interesse in aanverwante literatuur. ‘Blind Man’s Bluff’ vertelt de geschiedenis van de spionageactiviteiten van de Amerikaanse marine en hun duikboten tijdens de hoogdagen van de koude oorlog. Dit boek leest als een thriller en neemt ons mee in een wereld waar stalen zenuwen, lef en koelbloedigheid op het curriculum van elke onderwatermatroos stonden. ‘The Hunt for Red October’ en ‘Das Boot’ vallen nogal licht uit in vergelijking met sommige exploten die in het boek worden beschreven.

In het ongewoon spannende boek van Peter Maas ‘The Terrible Hours’ wordt het verhaal verteld van de ‘Squalus’ een duikboot die zonk naar de bodem van de Noord Atlantische oceaan. Dit relaas vat de tergende onzekerheid van de bemanning en het thuisfront terwijl Swede Momsen en zijn team een reddingsactie op touw zetten die na 39 nagelbijtende uren uiteindelijk leidt tot de bevrijding van 33 bemanningsleden. Swede was een onderzeematroos die gans zijn leven had geijverd voor meer veiligheid aan boord van duikboten. Hij was de uitvinder van heel wat levensreddende toestellen zoals de ‘Momsen Long’.


De 118 opvarenden van de ‘Kursk’ hadden niet zoveel geluk. Ruslands’ ergste onderzee tragedie wordt opnieuw tot leven gebracht in ‘Kursk’ door Peter Truscott. Je blijft aan je stoel genageld zitten bij het lezen van dit trieste verhaal dat ons gelijktijdig ook een blik gunt in Putin’s Rusland en zijn toenmalige regime. Een regime in transitie dat er niet in slaagde een coherente reddingsoperatie te organiseren en aldus zijn bevolking danig teleurstelde.

Ja Boppers, dan blijven we toch liever op het droge wat wegdromen. En slikken we nog even dapper vooraleer we de Eurostar opstappen voor een citytripje. En oh boy, ben ik telkens blij als we aan gene zijde aan de bovenkant komen.

vrijdag 22 januari 2010

A Sea of Words...

Momenteel lopen op de BBC een aantal interessante documentaires, waaronder ‘Empire of the seas: How the Navy forged the Modern World’. Hierin schetst historicus en zeiler Dan Snow ons een complex en gelaagd beeld van het ontstaan van de Britse Navy en haar verbondenheid met de economische en politieke geschiedenis van het land. Tijdens haar hoogdagen in de achttiende -negentiende eeuw was de Britse marine een onderneming van gargantueske proporties, zo niet de grootste industrie van het toenmalige geo-economische landschap. Het is een periode waarin zeemanskunst en scheepsbouw gebaseerd op een hout-en-touwen technologie tot volle wasdom komen. Literatuur die handelt over deze turbulente periode is er in overvloed voor de amateur geschiedkundige.

Tom Pocock schetst in zijn onvolprezen biografie van Horatio Nelson, het avontuurlijke en passionele leven van één van de kernfiguren uit deze periode, het emblematische lichtend voorbeeld van een generatie zeelui en militaire strategen, een figuur geliefd en populair bij een Engelse bevolking die nog steeds toast op deze ‘immortal memory’, een persoon wiens levensloop tot de verbeelding blijft spreken, zowel in staat tot gerichte actie, koele logische besluitvorming, als amoureuze escapades, begeestering en onvoorwaardelijke vriendschap. In staat tot het overwinnen van persoonlijke en professionele tegenslagen, moedig en recht door zee, blijft hij de belichaming van een aantal romantische noties en aspiraties van een voorbije tijd.
Het blijft echter een brutale tijd waarin een leven op deze oorlogsbodems niet zonder gevaar was, zoals ook Nelson zelf mocht ondervinden toen hij getroffen werd door een kogel van een sluipschutter die in het want van het vijandelijke schip, de ‘Redoutable’ had plaatsgenomen, tijdens de slag om Trafalgar.

Nauw in de pas met de ontwikkeling van een leven op zee en meer bepaald met de kennis en kunde van pilotage, tuigage en rompenbouw, ontwikkelt zich ook een terminologie wiens diepte en verfijning geen weerga kent. Voor eenieder vertrouwd met de avonturenromans van Patrick O’Brian over de fictionele held Jack Aubry, zijn kompaan Maturin en hun avonturen in de Britse Marine ten tijde van Nelson, is het soms zuchten en ploeteren doorheen het Engelse zeevaartidioom. Daaraan werd echter verholpen met de publicatie van ‘A Sea of Words’, een woordenboek met nautische termen en begrippen uit deze periode met inbegrip van referenties naar toenmalige figuren, plaatsen en gebruiken. Voor iemand die van taal houdt, is dit boek als een doos pralines. Men zegt altijd dat de Inuit 7 verschillende woorden hebben voor sneeuw, maar er bestaan er minstens evenveel om de diverse types touw en knopen te omschrijven om één bezaanzeil op te hijsen…Ook in het Nederlands blijkt ons nautisch verleden (meer bepaald dat van onze noorderburen) een rijke bron van gezegden, woorden en begrippen voor ons taalreservoir. Voorbeeld? Op de valreep betekent ‘nog net’. Maar de valreep was ook een touw dat een sloep met de boot verbond, wie dus aan dat touw stond, was klaar om te vertrekken.

Nu, om deze machinerie te onderhouden was een ganse schaduwindustrie ontworpen die verantwoordelijk was voor de toelevering van materialen, het ontwerpen en bouwen van schepen, het aanleveren van levensmiddelen, het uitbetalen van het prijzengeld, het opstellen van kaarten en navigatiemateriaal en het administratief en financiële beheer van deze onderneming. Tot welk detail dat werd uitgewerkt en in procedures en regels werd gegoten staat uitgelegd in het boek ’The Wooden World’ van N.A.M. Rodger. Het behandelt onder andere ook de meer sluikse manieren die gebruikt werden om een bemanning aan te monsteren, de verschillende overtredingen die men op zee kon begaan en bijhorende aangepaste lijfstraffen, hoe de hiërarchie er uitzag en hoe men carrière kon maken maar ook hoe meticuleus de schepen werden onderhouden en schoongemaakt. Een ware schatkamer aan informatie die een boeiend stukje geschiedenis tot leven wekt.

Dus hijs het vaantje beste Boppers en ga zeilen op die zee van woorden, Horatio Hornblower achterna.