Pagina's

donderdag 13 mei 2010

Emma Bovary, dat ben ik!

Waarom lezen we? Waar dient literatuur voor. Kafka zei ooit dat ‘…ein Buch muß die Axt sein für das gefrorene Meer in uns. Das glaube ich.’ Een boek als een bijl om de bevroren zee in ons open te breken. Het moet dus iets in beweging zetten…misschien ons aan het denken zetten.
Als dat waar is dan kan ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert (1821-1880) vergeleken worden met een drilboor!

‘Madame Bovary’ is geen leuk boek. Het wordt bevolkt door onaangename karakters, karikaturen bijna van ’s mens lelijke gaven zoals hypocrisie, afgunst, hebberigheid en egoïsme. Emma Bovary zelf is zowel kille moeder als – excusez le mot – hitsige minnares. Het is de kunst van Flaubert dat ie ervoor heeft gezorgd dat het geen bordkartonnen personages zijn maar karakters van vlees en bloed, behept met kleine kantjes en motieven die perfect zijn geïntegreerd in het verhaal dat als een talige symfonie moet gelezen worden. Want zo had Flaubert het ook bedoeld. De zinnen moesten een ritme hebben, een bijna muzikale structuur. Hij worstelde vaak en lang met de taal. Een gevecht dat hem tot wanhoop dreef. Hij laat dan ook Rodolphe – Emma’s minnaar – mijmeren dat’…het woord van de mens als een gebarsten ketel is waarop je een wijsje tromt dat nog net een beer aan het dansen krijgt, terwijl je de sterren zou willen ontroeren.’

De onmacht is dus een belangrijk thema. De onmacht om te zeggen wat je bedoelt, zonder clichés. De onmacht van de mens in het nastreven van zijn geluk. Maar wat is geluk? Wat maakt het leven de moeite waard? Deze vragen stelt Emma zich. Waardoor ze er ook de lezer mee confronteert. Deze tweede vrouw van een plattelandsdokter (een wat slappe goedzak die onwetend door het verhaal rolt) is op zoek naar iets dat de leegte binnen haar dient op te vullen. Maar wat is die oorzaak van haar ‘ingebakken’ onvrede? Is het haar situatie als vrouw binnen een door de 19de eeuw opgedrongen moreel keurslijf waartegen ze zich verzet? Is het, de door het lezen van romantische ‘feuilletons’ opgedrongen en overdreven mierzoete noties van ‘geluk’ en ‘liefde’ (op ironische wijze dik in de verf gezet door Flaubert) of is het de diepe onderliggende psychische structuur van een hysterische vrouw. Take your pick! Feit is dat het boek wel wijst in de richting van een onvermijdelijke kern van ‘afwezigheid’ en gemis in ieder van ons. Flaubert zei ooit: ‘Madame Bovary, dat ben ik.’ Ik zeg:’ Madame Bovary, dat zijn wij.’ Daardoor verdient ze – volgens mij - ook haar gruwelijk einde niet.

Het boek is ook een inkijk in een vergeten periode. Het is als de teletijdmachine van professor Barabas die ons een glimp toont van oudmodische gebruiken en klederdracht, gedateerde medische ingrepen, uitdrukkingen, menukeuzes en dies meer. Wie weet nog wat een sjamberloek is (kamerjapon voor heren?), een kapoets (bonten grenadiersmuts) of een bajadère (halssieraad).

We zouden ook nog kunnen aangeven dat Flaubert hier een aantal technieken gebruikt die de ‘moderne’ literatuur inluiden zoals de montage of de vrije indirecte rede, of dat het boek werd aangeklaagd bij zijn verschijning wegens moreel verderfelijk of dat het verhaal de middenklasse een spiegel wilde voorhouden. Het is dikwijls zo bij een klassieker dat het boek reeds met zoveel besprekingen, betekenis en symboliek is overladen dat het een eigen leven gaat leiden. Dat het uit de oevers van zijn eigen verhaal is getreden en een soort van onneembare burcht is geworden. De lezer reeds doet verstarren bij het idee dat hij of zij niet alle betekenis of nuances gaat opmerken.

Beste Boppers, laat dat jullie nooit tegenhouden. Lees een boek liever als een tabula rasa waarop het eigen oordeel kan neergepend worden. Lees het zoals het toendertijd op de markt werd gebracht. Maagdelijk en onbevangen. Zoals Emma aan het begin van het verhaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten