Pagina's

woensdag 27 mei 2009

The Face of Boe...en de kunst van het reizen

Parijs. Lichtstad. Altijd iets nieuws te (her)ontdekken. En zeker met Alain De Botton in de rugzak. Ditmaal met ‘The Art of Travel’, een aantal beschouwingen en pertinente inzichten over het reizen. Hij stelt zich onder andere de vraag wat ons motiveert om te reizen, en dan specifiek naar een welbepaalde locatie? Zo trok de Franse schrijver Flaubert in 1850 naar Egypte alwaar hij zich volgaarne in de plaatselijke cultuur liet onderdompelen. Hij leerde de taal, trok een witte boernoes aan en liet zeer lovende uitspraken noteren over de piramiden, exotische dansers en de edele en nobele karaktertrekken van de kameel. Hij is de rest van zijn leven verknocht gebleven aan Egypte. Voor De Botton lijkt een bestemming uitnodigend wanneer we aanvoelen dat bepaalde (exotische) elementen van het reisdoel beter en meer waarheidsgetrouw onze identiteit en waarden lijken te incorporeren dan onze eigen stek. Wat dit specifiek voor mij betekent met betrekking tot Parijs is een onderwerp voor verdere contemplatie, maar ik kan jullie verzekeren , beste boppers, dat het niet de overvolle metro is tussen La Bastille en Châtelet, die innig met mijn diepere zelf resoneert.

Nee, dan liever een bezoekje aan Le Musée de L’Orangerie waar Monet’s gigantische waterlelies (Nymphéas) hangen. In twee - in gedempt daglicht gedrenkte - zalen volgen grote gebogen panelen de uitholling van de concave zijmuren en proberen ons in hun schijnbare eenvoud iets essentieels te vertellen. Het kalme en koesterende effect van deze waterlelies, die lijken te zweven op het heldere water van vijvers zoals die alleen in schilderijen uit de 19de eeuw kunnen bestaan, wordt een beetje teniet gedaan door de massa toeristen. Maar zelfs dit kan de dwingende uitnodiging tot meditatie die vanuit de omvangrijke canvassen bijna fysisch op je afspringt, niet afblokken. Maar hoe neem je een dergelijke ervaring mee? Hoe zorg je dat ‘schoonheid’ die je observeert tijdens je reis, een blijvende herinnering wordt en hoe kun je die –eenmaal terug thuis- op grijze en regenachtige dagen in al zijn betoverende luister opnieuw beleven? Is een foto nemen wel de beste oplossing? De Botton stelt zich dezelfde vraag en vindt het antwoord bij de in 1819 geboren Engelsman John Ruskin. Trage, meticuleuze en minutieuze observatie lijkt aanbevolen. Go slow. En we doen dit best door een tekening proberen te maken van wat ons in alle schoonheid overvalt. Of we hier al dan niet talent voor hebben is irrelevant, de act van het tekenen verplicht ons oog te hebben voor het kleinste detail waardoor we het onderwerp langzaam gaan bezitten en die elementen die een tafereel voor ons ‘mooi’ maken, eruit kunnen lichten…We kunnen dit ook doen door het tableau goed te gaan beschrijven, ‘woordschilderen’ zoals Ruskin het noemt. Vandaar mijn enigszins bombastische beschrijving van de waterlelies van daarnet.

Maar tekenen lijkt de voorkeur weg te dragen van de tientallen studenten die gewapend met schetsboek en potlood de vele geraamtes van de uitgestorven dieren in de’ Galeries de Paléontologie et d'Anatomie comparée’ in de Jardin des Plantes levensecht op het papier proberen te krijgen. Dit is de tweede keer dat we dit museum bezoeken en het blijft een unicum. Het soort museum waar Boudewijn Büch indertijd enthousiast kon van worden. Het herbergt een massa geraamtes, overblijfselen van prehistorische dieren en fossielen die door hun veelheid en opstelling een massale aanval op de zintuigen inzetten. Ik denk dat het museum sinds de 19de eeuw niet meer is veranderd. Stoffig en oud, met afbladderende verf en handgeschreven opschriftjes bij de tentoongestelde items is het museum zelf een statement in een tijdperk van mediagekke interactieve museumdisplays. De geraamtes staan opgesteld als in een grote kudde, gehoorzamend aan een onzichtbare doch bezwerende orkestleider, die hen – gevangen in het moment – opzweept naar het einde der tijden. (Woordschilderen, weet je wel.)

Bijzonder leuk is ook een stad leren kennen door er doorheen te lopen op het vroege ochtenduur. In de Jardin du Luxembourg lopen we niet alleen in de lichte regen. Parijzenaars in alle maten en gewichten lopen hun rondjes in dit mooie park waar we plots worden verrast door een gigantisch groot bronzen hoofd, een beeldhouwwerk van Louis Derbré (Le Prophète). Wellicht onder de invloed van de vrijgekomen endorfine, meen ik eerst ‘The face of Boe’ te ontwaren, vooraleer de realiteit zijn meesterschap terug opeist. An easy mistake for a fanboy to make. De volgende keer misschien toch dat schetsboek meenemen?

donderdag 21 mei 2009

Alles over hardlopen

Hoe begin je te lopen? En – wat belangrijker is – hoe blijf je lopen? Voor mij bleek het lopen een manier om van het roken af te raken. Na meermaals een poging te hebben ondernomen om af te kicken, bleek een combinatie van lopen, veel fruit en douches uiteindelijk succesvol om me van een jarenlange verslaving af te helpen. Ik merkte dat het plezier van het lopen langzaam het genot van een sigaret ging overstijgen. Ik ben nu niet de gereformeerde pezewever die iedereen wil overtuigen om met het lopen te starten en de sigaret te laten. Ik zeg niet neen tegen een zeer sporadische sigaar en hoewel ik zeer blij ben dat de restaurants tegenwoordig rookvrij zijn, vind ik ook dat men de rokers wat te veel in het vizier neemt. Tenslotte moet eenieder maar voor zichzelf uitmaken hoe hij met zijn genot omgaat...

Maar roken is in fine maar een gevoel, een rebus, een doorsteekje naar een symbolische ruimte waar het ‘idee’ van het roken ons een gelukkiger, zelfzekerder, meer ontspannen, viriel en enigmatisch ‘ik’ voorspiegelt dat zich langzaam vastlijmt in onze zenuwbanen, waar we het verwarren met nicotineafhankelijkheid. Dit verklaart waarom ik na al die jaren – wanneer alle nicotine reeds lang uit mijn lichaam is gespoeld - nog zin kan krijgen in een sigaret wanneer dit in een zeer symbolisch geladen sfeer in beeld, woord en geluid samenzweert, zoals in een goeie film…wanneer de mysterieuze femme fatale een sigaret opsteekt en de camera ons oog richt op de blauwwitte rookslierten die sierlijk opstijgen vanuit de gloeiende askegel van een sigaret tussen knalrode sensuele lippen. Wanneer je dit eenmaal beet hebt, volstaat het meestal een andere symbolische ruimte voor je uit te houwen..van ‘roker’ naar ‘loper’ in mijn geval.

Iemand die mij daar heel goed mee heeft geholpen is James Fixx, de schrijver van twee basiswerken over het hardlopen: 'Alles over hardlopen, deel I en deel II'. Duidelijk, niet? Zoals steeds wanneer ik iets nieuw aanvat, probeer ik er zoveel mogelijk over te lezen. Ik weet wel dat sommige zaken zich niet uit boeken laten leren maar…’come prepared’ is Boekenknuls motto. Dus leerde ik alles over voeding, wedstrijdlopen, de werking van het hart en de spieren, de relatie lichaam / brein, het effect van het hardlopen op het lichaam, calorieën, trainingstechnieken, hoe te reageren als er honden achter je aan zitten etc…en dat alles vooraleer ik één meter had gelopen. Maar goed, ik was mijn symbolische ruimte aan het uitbouwen. Telkens als ik zin had in een sigaret dan nam ik de boeken van Fixx vast.

De eerste keer liep ik vijf minuten en vroeg me af waaraan ik was begonnen. Na enkele weken liep ik twintig minuten en een aantal maanden later liep ik voor de eerste keer een wedstrijd mee: de 5K van Gent. En door Fixx kon ik meepraten met de beste loopgoeroes! Het uiteindelijk resultaat was dat ik me veel beter voelde, en niet alleen na het lopen maar ook tijdens het lopen. Die mysterieuze ‘runner’s high’ heb ik nog niet veel mogen ervaren maar het lopen laat ons ontegensprekelijk genieten van een soort van parallelle wereld, waar de bomen groener zijn, de lucht blauwer, de regen natter en de zon feller. Een wereld waar alles zich samenbalt in het simpele plezier van eens voluit te gaan...met bonzend hart en onbezonnen simpelheid van geest. Om dan aan de aankomst naar adem te staan happen als een vis op het droge. Later kwamen de 20K wedstrijden en daarna de marathons – maar mijn wedervaren op deze afstanden spaar ik voor een andere post.

Na jaren te hebben moeten luisteren naar mijn gezaag over het lopen is mijn vrouw er uiteindelijk ook mee begonnen. De plaatselijke loopclub, een goede Finse piste en een loopmaatje waarmee ze kan bijpraten, was alles wat ze nodig had. Ikzelf ben eerder een solitaire loper maar loop graag voor de verandering eens met de clubleden van de marathonclub (MMC) of met andere vrienden. En deze middag loop ik zoals ieder jaar opnieuw in Gent en dan moet ik altijd terugdenken aan die beginjaren, met mijn neus in de –intussen verouderde – boeken van Fixx, blij als een kind met de resultaten van mijn eerste wedstrijd.

Ondertussen ben ik wel wat wijzer geworden en moet ik niet zo nodig nog een beste tijd lopen. Gewoon eens goed doorlopen samen met duizenden andere zwetende, puffende en hijgende lijven, even gek van het lopen als ikzelf, onder de bewonderende en verbouwereerde blikken van de toeschouwers en supporters. Allen deelachtig aan een grote communale en collectieve orgiastiche, bevrijdende cocktail van hormonen, adrenaline en endorfines. Dus boppers, doe jullie een plezier: Start to Run!

dinsdag 12 mei 2009

Het groene gras aan de overkant...



'The Olive farm' (Carol Drinkwater), 'The Ripening Sun' (Patricia Atkinson), 'Extra Virgin' (Annie Hawes), 'Under the Tuscan Sun' (Frances Mayes), 'Spanish Lessons' (Derek Lambert), 'Driving Over Lemons' (Chris Stewart), 'Snowball Oranges' (Peter Kerr)...het is slechts een greep uit mijn verzameling boeken die handelen over het elders opstarten van een nieuw leven of zoals ik ze noem: moderne sprookjes.

Begrijp me niet verkeerd. Dit is helemaal niet pejoratief bedoeld. Maar net zoals sprookjes leren deze boeken ons hoe we beter om kunnen gaan met onze angsten en verlangens en drijven ze op een onbewust reservoir van archetypische figuren. (De oude norse landarbeider wiens kennis van obscure bladluizen je eerste appelsienenoogst redt, de sympathieke dorpsbewoner die vergezeld van een schare kleurrijke vrienden je een nieuw dak helpt leggen net voor een verwoestende hagelbui, de buurvrouw die je introduceert bij de coöperatieve olijvenperser zodat je niet teveel betaalt...ze bestaan echt in die boeken.) Deze vorm van literatuur dient men niet te verwarren met reisverhalen pur sang. Die gaan meestal over een tocht, expeditie of karavaan binnen een context waar men niet overvallen wordt door een plotse oprispende drift om zich ergens permanent te vestigen.

Nee, het gaat hier over lefgozers die de moed hebben uiteindelijk hun droom te volgen en een nieuw bestaan uit te bouwen, meestal in een warmer klimaat. Met restaureert oude dorpshuisjes in Toscane, men overleeft van de opbrengst van een olijventuin, men probeert iets bij te verdienen door een B&B uit te baten of er wordt een wijngaard nieuw leven ingeblazen. Je moet het maar durven. Ik beken, ik was een tijdje verslaafd aan deze vorm van escapisme. Je ligt uitgestrekt in de zetel, buiten regent het, maar het boek neemt je mee naar een zonovergoten plaats waar gemeenschapszin, arbeidsvoldoening, natuurbeleving en authenticiteit troef zijn. Wie is daar niet voor gewonnen? Je leeft mee met de hoofdpersonages die in hun naïviteit en onschuld geconfronteerd worden met initiële tegenslagen maar die er dankzij volharding, naastenliefde en een beetje geluk, toch in slagen een plek onder de zon te bemachtigen waar het goed leven is middels zinvol werk, lekker en gezond eten en pittoreske figuren. Het is zelfs beter dan sprookjes, de boodschap is duidelijk, verandering is mogelijk en wordt beloond.



Maar tussen droom en daad ligt een kerkhof van miskende kansen en mislukte ondernemingen. Voor elke schattig B&B'tje die in het buitenland succesvol wordt uitgebouwd zijn er tien die na het eerste jaar terug op de markt staan. De vele tv-programma's die reality-gewijs koppels volgen die huis of werk in het buitenland ambiëren, spelen hier ongetwijfeld een rol in. Maar is het altijd zo veel beter in het buitenland (buiten het klimaat dan)? Wie kan voorspellen of het nieuwe leven niet wordt gewogen en te licht bevonden wordt in het licht van een zorgvuldig opgebouwd fantasma dat veelal de confrontatie met de realiteit niet overleeft. Moet men dan maar zijn of haar dromen laten varen, moet men zich bij dat legioen van mensen voegen die de schouders ophalen en meewarig glimlachen? Helemaal niet! Wanneer men, naast zijn hoofd in de wolken, ook zijn voeten stevig op de aarde kan houden, dan is succes binnen handbereik...zo leren ons deze boeken toch. Dus boppers, volg die droom, ga die B&B uitbaten of dat fruit telen. De beloning kan groot zijn. Lukt het niet kun je er nog altijd een boek over schrijven.

woensdag 6 mei 2009

Vertel me een verhaal...Over Audioboeken.

Ik heb de boot lang kunnen afhouden. Audioboeken, is dat niet lezen voor sissies, voor mensen die de inspanning niet kunnen opbrengen een boek vast te nemen en letters aan elkaar te rijgen? Luisteren in plaats van lezen, dat is toch willen genieten van een boek zonder ervoor te hoeven betalen met mentaal pasgeld? Ik geef toe, hier komt mijn West-Vlaamse ‘noeste arbeid’ –reflex boven, alsof deze ethiek zijn schaduw over zoiets relaxerend als het lezen zou kunnen werpen. Want hebben we vroeger niet allemaal audioboeken gekend onder de vorm van een voorleesouder? Een verhaaltje voor het slapen gaan, hoe leuk was dat niet? Ook de act van het voorlezen of vertellen aan vrienden of een geliefde is ‘audioboeken’ avant la lettre. Dus is het luisteren naar een verhaal (wat een boek in essentie is) ons zo vreemd nog niet. Wat hield me dan zo lang tegen? Een vermoeden dat, wanneer je het zelf niet leest, het niet meetelt? Dat de ervaring van het luisteren op een of andere manier vluchtiger en meer vrijblijvend is dan het lezen? Een boek lezen, kun je vergelijken met een huwelijk, een luistersessie met een avontuurtje.

En toch…zowel luisteren als lezen is niets anders dan een elektrochemisch proces in de hersenen dat visuele of auditieve signalen omzet in betekenis en emoties. De gelijkenissen tussen beiden lijken dus na reflectie groter dan de verschillen. Er zat maar één iets op. Ik moest een experiment opzetten. Zo gezegd zo gedaan. Ik koos twee klassiekers die reeds lang op mijn leeslijst stonden, zette ze op de iPod en liet me een week lang voorlezen. Hier is het resultaat.

Audioboek 1: ‘The Old Man and the Sea’ van Ernest Hemingway. Gepresenteerd door audible.com, voorgelezen door Donald Sutherland. Beluisterd: in de file. Santiago, een oude Cubaanse marlijnvisser heeft de laatste tijd niet veel geluk. De vangst blijft uit, de onzekerheid neemt toe. Kon hij nog maar eens een grote vis vangen….En dan lijkt het tij te keren, hij slaat de moeder aller marlijnvissen aan de haak. Het epische gevecht tussen oude man en vis – dat zich ook als metafoor laat lezen - duurt meerdere dagen. Hoe het uiteindelijk afloopt en wat het lot voor Santiago in petto heeft, wordt op meesterlijke en ingetogen manier door Hemingway geschetst in zijn gekende spaarzame, vitale stijl. Zijn afgemeten en precieze beschrijvingen verlenen aan een alledaagse handeling het patina van een heldendaad. Het warme timbre van Sutherlands rustige stem, die de berusting en hoop van Santiago gepast weet te beklemtonen, verleent extra diepgang aan het verhaal. Lezen of luisteren. Het kon me allemaal niet meer schelen…ik zat met Santiago op zijn kleine boot mee de haaien op afstand te houden.

Audioboek 2: ‘The Outsiders’ van S.E. Hinton. Gepresenteerd door audible.com, voorgelezen door Jim Fyfe. Beluisterd: in de file. S.E Hinton schreef deze klassieker over de ‘greasers’ Dallas (Dally), Two-Bit, Steve, Ponyboy, Johnny, Darrel en Sodapop en hun perikelen met de ‘Socs’, de rijkeluiskinderen, toen ze zestien was. Het verhaal gaat over uitsluiting, klassenverschil, adolescentieangst en opgroeien aan de onderkant van de samenleving. Het boek werd in ‘83 vakkundig verfilmd door Francis Ford Coppola met Diane Lane, Matt Dillon, Patrick Swayze, Rob Lowe, Emilio Estevez, Tom Cruise, C. Thomas Howell and Ralph Macchio in de hoofdrollen. Dillon is gewoon fantastisch als Dallas. (What’s going on ? Nothing legal man…) Thema’s die verder aan bod komen zijn kameraadschap, opoffering, bewustwording en hoop.
De krachtige narratieve ‘ik’ structuur (we zien alles door de ogen van Ponyboy) en de rake typering van de greasers, sleuren je snel het verhaal binnen. Als ook hier de voorlezer subtiel zijn stem gebruikt om de karakters te animeren, dan behoeft het geen betoog dat deze luisterervaring opnieuw een goeie was.

Dus: dit smaakt naar meer. Het enige dat ik wil opmerken is dat je met een boek makkelijker kunt teruggrijpen naar een vorige passage en dat je al luisterend soms sneller afgeleid bent dan al lezend, maar dit kan persoonlijk zijn. In alle geval heb ik mijn statistische kans op een bumperkus in de file alweer wat verminderd. En dat beste Boppers, kan niet slecht zijn.

vrijdag 1 mei 2009

Overleven en over lezen...

Na het verder wegsmelten van de poolkappen, onze spaarcenten en beleggingen en de oeverloze controles op de luchthavens bij het inchecken ten gevolge van de terroristendreiging, krijgen we nu ook nog eens de dreiging van een pandemie over onze nek. En dan durft men mij nog vragen waarom ik zoveel lees...Over die pandemie gesproken. In de boekskes is het natuurlijk allemaal al eens eerder gebeurd. In 'The Third Pandemic' (1996) beschrijft Pierre Ouellette op overtuigende wijze wat gebeurt wanneer de wereld plots geconfronteerd wordt met een extreem besmettelijke en dodelijke bacterie, resistent tegen antibiotica. Algauw blijkt onze beschaving als een kaartenhuisje in elkaar te vallen en is de onvermijdelijke neergang naar een anarchistische free-for-all een feit. Zijn beheerste mix van technologie, biologie en nagelbijtende spanning had hij al eens geëtaleerd in zijn debuut: 'The Deus Machine' (1994) - vertaald als 'Deus ex Machina' - een ijzersterke bio-thriller waarin we deze keer afstevenen op een ecologische apocalyps te wijten aan genetisch gemodificeerde planten. Vreemd genoeg heeft hij enkel deze twee boeken geschreven.

Misschien is dit toch allemaal een beetje te dicht bij ons bed. Dan liever 'Doomsday Book' van Connie Willis (1992), vertaald als ‘Zwarte Winter'. Ik raad dit boek aan iedereen aan, het behoort tot mijn absolute top 10. Is het SF? Ik denk het niet. Hoewel het hoofdpersonage Kivrin, een studente geschiedenis, teruggestuurd wordt naar het Engeland van de veertiende eeuw, gaat dit boek vooral over mensen. Kivrin komt namelijk terecht in een Engeland dat wordt opgevreten door de pest. Het gezin waarin ze wordt opgenomen, ondergaat langzaam hetzelfde trieste lot. Niet in staat de mensen te helpen en gevangen in de tijd omdat een technische storing haar belet terug te keren naar het nu, wordt ze geconfronteerd met pijn, onmacht en de horror van de zwarte dood. Het boek bevat andere pluspunten zoals een gedetailleerde reconstructie van een Engels veertiende eeuws huishouden, een aantal grappige intermezzo's, en de sprekende figuren van Kivrin en de priester Roche. Het boek is een emotionele rollercoaster en de soepele schrijfstijl en levensechte enscenering maken het tot een unieke leeservaring. Moet Boekenknul nog duidelijker zijn?

Wat de mensen mij ook soms vragen is waar ik de tijd haal om dit allemaal te lezen? Simpel. Ik werk in Brussel. Niet dat er in Brussel minder gewerkt wordt maar er wordt wel meer tijd besteed aan het compleet stilstaan in files. Voor mij is dit echter gestolen tijd waarin ik de lectuur van wat lichtere romans kan aanvatten. Over de jaren heen heb ik een talent ontwikkeld voor het aanhouden van een soort gelijkzwevende aandacht op de bumper voor me, de voorbijflitsende motards en mijn boek. Statistisch gezien zou ik er beter mee ophouden. In het leuke boek over lezen: 'Een geschiedenis van het lezen' beschrijft Alberto Manguel ook andere plaatsen waar gelezen kan worden. Iedereen heeft zo zijn geliefkoosde plek (het bed staat bij vele mensen hoog genoteerd) maar Manguel haalt bijvoorbeeld de dichter Omar Khayyaam aan die stelde dat het lezen van gedichten het best onder een bloeiende tak plaats vond. Henry Miller was dan weer van oordeel dat hij de beste boeken had gelezen op het toilet. Zo zie je maar. Maar we mogen niet vergeten beste Boppers dat - te midden van tijdingen van onheil - een boek in de hand een geruststelling kan zijn. We lezen niet enkel om iets te leren over de wereld, de anderen - en bij uitbreiding - over onszelf. Soms willen we gewoon wat time-out. En dan is een boek een makkelijk pad naar zoete vergetelheid, een plaats waar het tijdelijk goed toeven is.