Pagina's

maandag 8 februari 2010

On the Road to Nowhere...

Vorige week heb ik ‘The Road’ gezien, gebaseerd op het gelijknamig boek van Cormac McCarthy. Het boek had me indertijd danig geraakt. Het relaas van een vader en zoon die in een desolaat en mistroostig Amerikaans landschap onderweg zijn naar het zuiden, na wat blijkbaar een verwoestende ecologische ramp van gigantische proporties was, terwijl ze uit de handen proberen te blijven van kannibalen en andere rapalje, is een hartverscheurende leeservaring. In het begin hoop je nog mee met de protagonisten op een betere toekomst, maar algauw wordt het duidelijk dat elk sprankeltje hoop vakkundig door McCarthy wordt weggegomd. Ik bedoel maar; het houdt niet op. De strijd om te overleven wordt harder en harder, en de keuzes die de personages maken om in leven te blijven, zijn dikwijls ten nadele van andere verloren zielen die ook maar proberen wanhopig aan te klampen aan wat slechts een vervagende illusie van een bestaan is. Wat ik wou zeggen: er zijn meer opbeurende boeken.

Ik was dus voorbereid op de film. Dacht ik. Blijkt dat het nog altijd triester en weemoediger kan. Sip en somber had ik verwacht, maar naargeestig en moedeloos heb ik gekregen. In dat opzicht…een dijk van een film dus. Viggo Mortensen brengt de voortdurende spanning, angst en vrees van de vader om zijn zoon tastbaar op het scherm. En Kodi Smit-McPhee, die in de huid van ‘the boy’ kruipt, is fenomenaal. Soms mag ik peinzen over waar een kindacteur de kracht en de innerlijke middelen haalt, om een dergelijke acteerprestatie neer te zetten. Doch dit ter zijde. Een vraag die me na het zien van een soortgelijke film meer bezighoudt, is de volgende: is onze beschaving waarlijk maar een dun laagje vernis? Is het zo dat wanneer we met een situatie worden geconfronteerd waar we samen moeten zien te overleven, we plots niets meer zijn dan een meute elkaar verslindende honden. Ik hoop op het tegendeel, maar vrees van niet.

Er zijn postapocalyptische verhalen met een lichtere toets, maar toch is er altijd weer op de achtergrond die vrees voor een regressie naar barbarij en onmenselijkheid. Vandaar dat thema’s van theologische en filosofische aard mee aan het oppervlak komen. In ‘Deus Irae’ van Philip K. Dick en Roger Zelazny (ah…old skool…love it!), vertaald als ‘De god der gramschap’ krijgt Tibor McMasters, een acolyt van een sekte die de oorspronkelijke aanstoker van de grote vernietigingsoorlog vereert, de opdracht om deze ‘God’ der gramschap af te beelden. Tibor is een begenadigd artiest, maar heeft kunstarmen en moet in zijn karretje worden voortgetrokken door een koe. Met een discipel van de Uitdovende Christelijke Kerk gaat hij op zoek naar deze man om hem als de schepper van een nieuwe wereldorde te vereeuwigen. Ook hier krijgen we geen antwoord op het waarom, maar aarzelen de schrijvers niet de vraag te stellen naar de aard en noodzaak van een God. Het is een prachtig, ietwat verouderd, maar mooi geconstrueerd verhaal.

Nog lichter van toon wordt het in een van de verhalen uit de bundel ‘The Martian Chronicles’ van Ray Bradbury. In ‘The Silent Towns’ is Walter Gripp, de enige overgeblevene op de Martiaanse kolonies nadat iedereen terug naar de Aarde is gevlucht. Of niet? Plots hoort hij in een verlaten huis een telefoon rinkelen. Uiteindelijk slaagt hij erin contact te maken met de laatste vrouw op Mars die eveneens in de overtuiging was dat ze de laatste mens op de planeet was. Walter reist uitgelaten naar waar de vrouw verblijft en in zijn verbeelding neemt ze hemelse proporties aan. Geneviève blijkt uiteindelijk een zwaarlijvige chocolade verslindende vrouw te zijn die hem zodanig op de heupen werkt dat hij terug voor het celibaat en de eenzaamheid kiest.

Zo zie je maar, voor éénieder het postapocalyptische landschap van zijn dromen. Maar denk eens na Boppers, vanavond in het warme bedje…hoe zouden wij het er vanaf brengen ‘on the Road’…terwijl de meutes kannibalen achter ons aan zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten