Pagina's

zondag 25 april 2010

De Barbaren zijn er!

Of gaat het boek toch verdwijnen? In ‘De Barbaren’ (2010 – uitgeverij De Bezige Bij) beschrijft Alessandro Baricco de teloorgang van het boek als één van de gevolgen van een mutatie die reeds een tijd aan de gang is. Een mutatie naar een nieuw soort mens, die hij - met een knipoog -aanduidt als een 'barbaar'. In een aantal succulente essays beschrijft hij, hoe we deze mutatie kunnen herkennen, wat de gevolgen zijn voor de toekomst en of we daar dan wel rouwig om moeten zijn.

Maar laten we duidelijk zijn: de barbaren staan wel degelijk voor de deur. Een nieuw wezen dat langzaam maar zeker elk bastion van onze ‘romantische’ cultuur van diepgang, zingeving en ervaring door inspanning aan het uithollen is. Met andere woorden: de Krim Tartaren zijn geland op Zaventem, de horden van Ghengis Khan zijn heropgestaan! Help!

De centrale ideeën van het boek zijn de volgende:

Er is een nieuw paradigma werkbaar dat zich steeds dieper ingraaft in het weefsel van onze samenleving. Dit paradigma wordt gekenmerkt door: technologische vernieuwingen die de privileges van een kaste beknotten en het speelveld opentrekken, een uit zijn voegentredende commercialisering, een gerichtheid op snelheid, oppervlakkigheid, een hang naar spektakel en het nieuwe verbijsterende idee dat iets maar betekenis kan hebben als het in een grotere sequentie van ervaringen kan ingeschreven worden.

Een voorbeeld om te verduidelijken. Men zegt soms dat de mensen niet meer lezen. Dit is niet waar. Er wordt meer gelezen dan voorheen. Maar wel steeds op een andere manier. Weg is het boek als een aan zichzelf refererende literaire tocht die soms wat inspanning kan vergen. In plaats daarvan is er het boek gekomen als een soort van ‘doorgangsgebied’. Het zijn boeken die geen ‘boeken’ meer zijn. ‘Het zijn boeken waarvan een film is gemaakt, of romans geschreven door tv-persoonlijkheden, of verhalen van mensen die op een of andere manier beroemd zijn.’ (p.77). Baricco spreekt van een productoverstijgende sequentie. Hoe je deze boeken moet lezen, wordt uitgelegd op plaatsen die geen boeken zijn (series, films, tijdschriften, dagbladen, radio, facebookpagina’s…) Het komt tegemoet aan de eis dat alles tegenwoordig ‘snel’ moet zijn (flashmobs, speeddating, twitter, …) De barbaren zijn op zoek naar betekenis die snel kan verworven worden, op doorgangsgebieden, in systemen die beweging genereren. Ze surfen op de oppervlakte van de dingen om betekenis op te nemen en kunnen zo in een omvattende ‘multitaskende’ beweging, ervaring opdoen die ze niet meer willen uit de diepte halen. Weg is het idee dat ervaring en kennis inspanning moeten vergen. De volledige romantische notie van de ‘arbeid’ om de ‘ziel’ te kunnen verheffen wordt radicaal afgewezen. Andere voorbeelden vinden we terug in de zoekalgoritmes van Google, de moderne politiek waar het aantal stemmen een metafoor is voor het aantal ‘hyperlinks’, de journalistieke bedrijvigheid, meer gericht op de spektakelwaarde van het ‘verschil’ ten opzichte van de vorige dag, de pas ‘zijwaarts’ die de barbaar kenmerkt maar ook op het gebied van de wijnbouw en de ploegopstellingen in het voetbal? Geïnteresseerd? Je zou het moeten zijn.

Een tweede idee is dat deze mutatie in feite niet nieuw is. Baricco haalt een muziekcriticus aan die in 1824 het volgende schreef over Beethovens Negende: ‘Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van onze tijd.’ (p.18)
Er is een tijd geweest waarin de Negende Symfonie gezien werd als muziek voor barbaren!

Er is dus veel meer aan de hand. In een aantal essays onderzoekt hij ook wat de diepere oorzaken kunnen zijn van deze zich steeds herhalende en ontsluitende beweging naar een groter publiek, het (her)leggen van een directe pijp (met hoger debiet) naar een diluerend en uitdijend kennisreservoir.
Baricco vermoedt ook dat het wantrouwen van de ‘romantische’ noties van het zelf en de ziel (althans die negentiende eeuwse heruitvinding van deze ideeën, die uiteindelijk heeft geleid tot de grote wereldoorlogen, dixit Baricco) aan de basis ligt van de verwerping van dit begrip bij de barbaar die daardoor een wissel op een betere toekomst voor ons allen probeert te trekken.

Tenslotte lezen we in het boek dat deze mutatie niet moet leiden tot cultureel doemdenken of intellectueel nihilisme. We zijn trouwens allen in meer of mindere mate barbaar. We kunnen beslissen wat we van de oude wereld willen behouden en misschien wordt het wel in een andere vorm meegenomen maar dat hoeft geen verlies te zijn.

Boppers, dit boek staat tjokvol ideeën die samen een interessant referentiekader vormen om de snel veranderende wereld rondom ons te bekijken. Het is dan nog eens geschreven in een bloemrijke inventieve taal. Dus lezen die hap!

zondag 18 april 2010

Zo makkelijk kom je niet van boeken af...

Wat krijg je als je twee oude knarren bij elkaar brengt en een aantal avonden laat mijmeren over boeken, bibliotheken, boeken verzamelen en de toekomst van het boek?

Een nieuw boek! De journalist Jean-Philippe de Tonnac bracht humanisten en erudiet kunstenaars Umberto Eco en Jean-Claude Carrière bij elkaar, stelde ze een reeks pertinente vragen en noteerde de antwoorden. Hij liet ze uitweiden over historische figuren, schrijvers en kunstenaars zoals Napoleon, Voltaire, Bunuel, Boeddha, Fritz Lang, Vergilius en Victor Hugo. Ook confronteerde hij ze met een aantal stellingen zoals het internet als een oncontroleerbaar extern geheugen, de onherroepelijke verdwijning van het boek en het feit dat een ontwikkeld persoon niet alle boeken die hij/zij geacht wordt te kennen, moet gelezen hebben. En dat levert dan een meeslepend boek op! ('Zo makkelijk kom je niet van boeken af.' Oorspronkelijke titel: 'N'espérez-pas vous débarrasser des livres, vertaald door Liesbeth van Nes, De Bezige Bij, 2010)

Umberto Eco (1932) is door iedereen wel gekend als de schrijver van ‘De Naam van de Roos’ en ‘de Slinger van Foucault’, hoogleraar semiotiek en een verwoed boekenverzamelaar. (50.000 boeken en 1.200 oude boeken en incunabels)
Jean-Claude Carrière (1931) filmkenner, regisseur, scenarioschrijver, schrijver van ‘Le Lézard’ en eveneens bibliofiel. (40.000 boeken en 2.000 oude boeken)

Het is een plezier om twee belezen mensen met elkaar te horen palaveren over de meeste diverse onderwerpen, onderwijl alles te plaatsen in een historisch kader, zaken met elkaar in verband te brengen en oude inzichten opnieuw helder te verwoorden. Dit in een tijd waarin de soundbyte en de spektakelwaarde overheersen. Het is een conversatie in zijn echte etymologische betekenis: het draaien van de hoofden in dezelfde richting.

Om de leeshonger naar dit boek wat aan te scherpen, wil ik jullie een aantal ideeën en uitspraken niet onthouden:
‘Kan een mens zich goed uitdrukken als hij niet kan lezen of schrijven? ECO: Homeros zou zonder twijfel antwoorden: ja!’ (p. 12)
‘Kunnen we ons werkelijk aanpassen aan een tempo dat zich zal versnellen op een manier die door niets wordt gerechtvaardigd?’ Over de snelheid waarmee de technologie en bij uitbreiding de maatschappij zich vernieuwt. (p.35)
‘We weten ook, zoals Proust over grote schrijvers zei, dat elke grote filmmaker althans ten dele zijn eigen taal uitvindt.’ (p.36)
‘…en dat we van die kennis iets alleen maar volkomen kunnen begrijpen gedurende een noodzakelijk gelimiteerde tijd.’ (p.38)
‘Een zeer machtige koning kan zijn architecten niet toestaan hun fantasie zomaar te volgen. De barok is extreem liberaal, anarchistisch.’ (p.73)
‘Wanneer de staat te veel macht heeft, zwijgt de poëzie.’ (p.89)
‘Alle grote atheïsten zijn afkomstig uit seminaries.’ (p.154)
‘Volgens Goropius Becanus waren alle talen afgeleid van één oertaal en dat was het Antwerps dialect.’ (p.159) Ze zullen het daar graag horen!
‘Als je nadrukkelijk en luidkeels een algemene, alledaagse waarheid verkondigt, wordt ze meteen stompzinnig.’ (p.173)
‘Een soort impliciet revisionisme, een verbanning met zachte hand. Zo bestaat er naast een collectief onbewuste ook een collectief geheugen en een collectief vergeten.’ (p.193) Over de ‘damnatio memoriae’ en andere vormen van censuur…
‘Het is een soort wijnkelder. Je hoeft niet alles op te drinken.’ Over je bibliotheek en of je alle boeken er in moet gelezen hebben...

Zoals jullie kunnen merken, grijpen de twee mannen het boek aan als een springplank om opvattingen te spuien over een breed gamma van onderwerpen…en dit tot het grote vermaak en voordeel van de lezer. Maar de positie over het boek is duidelijk. We kunnen op twee oren slapen. Het boek zal niet vervliegen. Zoals Eco zegt..iets dat perfect is, dat niet meer verbeterd kan worden (zoals het wiel) zal niet verdwijnen. Oef!

zondag 11 april 2010

Zeg me wat je leest...

Soms ontsluit een klein artikel een wereld van mogelijkheden en verhalen. Een beetje fantasie zet je al een goed eind op weg. Zei Proust al niet dat hij evenveel valabele inzichten haalde uit een zeepadvertentie als uit de ‘Pensées’ van Pascal?

Ik ga me niet meten met een schrijver van dergelijk allooi, maar soms sta ook ik stil bij wat op het eerste zicht een gecomprimeerd weetje lijkt, maar wat bij een tweede overpeinzing plots een eigen leven kan gaan leiden. Ik heb het over een boekenlijstje in de ‘Standaard Der Letteren’ van 9 april, meer bepaald de non-fictie bestsellerlijst. Het lijkt me dat ik onze ganse volksaard kan reconstrueren uit de kwansuis opgesomde boeken.

Wel moet ik waarschuwen dat een begrip als ‘volksaard’ of ‘identiteit’ een geladen term is. Ik geloof er trouwens niet zo in. Het definiëren van een volksaard ontaardt spoedig in een gevecht dat draait om kleine narcistische verschillen die de neiging hebben zich verder te profileren tot alleen het eigen subject als maatstaf overblijft. Zo konden onze zuiderburen onlangs getuigen toen ze in een verlicht moment de ‘Franse’ volksaard gingen beschrijven. Als deze oefening al iets mocht opleveren dat ‘de’ Fransman karakteriseert, dan is elk overgebleven kenmerk op die lijst vanuit een ander gezichtspunt even goed van toepassing op de Yanamamo indianen van Brazilië…ik zeg maar wat. Ook zij zijn met hun twee uur werk per dag duidelijk gewonnen voor de verkorte werkweek. Soit. Deze uitweiding had tot doel de grote voorwaardelijke wijsheid van de volgende paragraaf te onderstrepen.

Want als ik het lijstje afloop, dan kan ik niet vermijden dat er zich voor mijn geestesoog een beeld vormt dat me niet zo vreemd is. We hebben graag een eigen huis, nietwaar? (op 8: Wonen met stijl. Dromen van huizen.) En we houden het graag proper en net. (op 10: Sien en Maria.) We eten graag veel en goed. (op 3, 5 en 6: SOS Piet.) Als gevolg worden we soms geplaagd door een zondig besef. (op 4: De 10 principes voor een leven lang slank, van Sonja Kimpen.) We kijken graag naar de koers. (op 1: Flandriens en op 7: Het Ultieme Wielerhandboek van Tom Boonen.) En die islam, die blijft ons bezig houden. (op 2: Wie is er bang van de islam, van Selahattin Koçak en op 9: Nomade van Hirsi Ali.)

De Vlaming in een notendop? Bah nee, ‘de’ Vlaming bestaat net zo min als ‘de’ Fransman. Hooguit kunnen we concluderen dat we eigenlijk niet zo veel van elkaar verschillen en kunnen de analisten van de CIA hun landenprofiel weer wat updaten.

Als de Boppers iets moeten onthouden dan is het Proust’s wijze raad. Decomprimeer de kleine berichtjes uit de krant en ontdek een wereld van verschil.
PS. Een ander berichtje in dezelfde krant: Malcolm McLaren, één van de boegbeelden uit de punkscène van de jaren 70 is overleden, zijn zoon is eigenaar van het lingeriemerk Agent Provocateur… Wat zou Proust hierin hebben gelezen?

maandag 5 april 2010

J’ai eu une crise cardiaque, ce qui prouve que j’ai un coeur…’

Wat blijft over na de provocaties, de mediarelletjes en de vele affaires? Wat is de werkelijke erfenis van het enfant terrible van het Franse chanson? We hoeven niet ver te zoeken. Serge Gainsbourg, (geboren Lucien Ginsburg te Parijs, 2 april 1928 en er gestorven op 2 maart 1991) was zowel dichter, zanger, componist, als acteur en regisseur. Oorspronkelijk geïnteresseerd in de schilderkunst, en na een ietwat stroef begin als gekunstelde zanger van ‘typische’ chansons, wordt hij pas bekend wanneer andere vertolkers met zijn teksten hit na hit scoren.



‘Je fais pas de concessions, je me prostitue un peu, mais pas dans les banlieues.’

Ontelbare muzikale pareltjes heeft hij ons nagelaten in zijn zoektocht naar een nieuwe reïncarnatie van het Franse lied. Op zoek naar een ideale formule waarbinnen de grenzen van deze kunstvorm continu in vraag werden gesteld, verknipte hij de Franse taal in een spel van metaforen, klanknabootsingen en poëtische verdichtingen waardoor zijn getoondichte erfenis kan vergeleken worden met een vorm van muzikale origami. Hoe - door één blad taal lukraak uit het Franse woordenboek te scheuren - en door minutieus vouwen en plooien, een melodieus ‘kleinnood’ te kunnen afleveren, volledig afgerond in vorm en betekenis, en niet zelden gespeend van finesse, humor en een diepere waarheid.

‘Je ne suis pas Brassens. Lui, c’est un peintre classique. Il n’as pas de problème de forme. Moi, je remets tout en question.’

Zo viel ik onlangs op een klein boekje dat me al heel wat plezier heeft verschaft en me en dieper respect heeft bijgebracht voor de liedjessmid. Ik ben geen Bart Van Loo, maar met een goed woordenboek in de hand kom je al een gans eind in ‘Serge Gainsbourg. Pensées, provocs et autres volutes.’ (Livre de Poche 30762) ’s Mans verzamelde uitspraken en tekstflarden laten iemand zien die zichzelf niet al te serieus nam maar toch nadacht over dingen, die op een unieke creatieve manier vertaalde en ons zo liet zien dat het verschil tussen ‘kleine’ en ‘grote’ kunst veeleer artificieel is en dat men zelfs met zoiets nederigs als een liedje, toch grote dingen kan zeggen.

‘ça fait VLAM! Ça fait SPLATCH! Et ça fait CHTUCK! Parfois même PFFF! SHEBAM!’